Keerplaten monteren en
verwijderen
De keerplaten moeten als volgt worden verwijderd en
gemonteerd. De keerplaten worden uitsluitend gebruikt om
maaisel fijn te maken. Deze instructies hebben betrekking op
de montage van de keerplaten. Om de platen te verwijderen,
moet u de procedures in omgekeerde volgorde uitvoeren.
Voordat u de keerplaten monteert of
verwijdert
Waarschuwing
Contact met een scherp mes kan ernstig letsel
veroorzaken.
Draag handschoenen of wikkel een lap om de
scherpe kanten van het mes.
1. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de
vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in
werking.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten.
3. Verwijder de drijfriemkappen van het maaidek.
4. Verwijder het maaidek.
5. Zet het maaidek ondersteboven en blokkeer de
uiteinden om de montage van de onderdelen van de
plaat te vergemakkelijken.
6. Maak het maaidek grondig schoon. U moet alle rommel
verwijderen zodat de plaat goed past op het maaidek.
7. Repareer alle verbogen of beschadigde delen van het
maaidek en vervang ontbrekende onderdelen.
Maaimessen verwijderen
1. Zie Maaimessen verwijderen, blz. 29.
2. Verwijder de maaimessen voordat u de keerplaten en
uitstoters verwijdert of monteert. Hierdoor kunt u de
keerplaten en uitstoters beter plaatsen.
Recycler plaat monteren of verwijderen
1. Plaats de linker- en de rechterkant van de keerplaat met
de middelste pen gestoken in de flens.
2. Zet de flensen vast met een bout (5/16 x 5/8 inch) en
een borgmoer (5/16 inch) (Fig. 20).
3. Plaats de keerplaat in de maaikamer (Fig. 20). Zet de
keerplaat vast met 8 bouten (5/16 x 5/8 inch), met de
boutkoppen aan de binnenkant, en 8 borgmoeren
(5/16 inch).
Opmerking: Alle boutkoppen moeten aan de binnenkant
van het maaidek zitten.
4. Draai alle bevestigingselementen goed vast.
4
2
3
Figuur 20
1. Keerplaat, links
2. Keerplaat, rechts
Uitstoters monteren of verwijderen
1. Plaats de afstandsstukken en de uitstoters aan de binnenkant
van het maaidek en boven de gaten (Fig. 21).
2. Zet elke uitstoter vast met een bout (5/16 x 1 inch), met
de boutkoppen aan de binnenkant, een ring (5/16 inch)
en een borgmoer (5/16 inch) (Fig. 21).
Opmerking: Alle boutkoppen moeten aan de binnenkant
van het maaidek zitten.
1
Figuur 21
1. Uitstoter
2. Afstandsstuk
22
4
3
1
4
3
3
m–2424
3. Bout, 5/16 x 5/8 inch
4. Borgmoer, 5/16 inch
4
2
m–2423
3
3. Bout, 5/16 x 1 inch
4. Borgmoer, 5/16 inch