7.2.10 Controlemaatregelen
Tijdens de inbedrijfstelling dienen de volgende visuele controles te worden uitgevoerd en
gedocumenteerd:
Oliepeil
□
Dichtheid van de oliekoel of olietoevoerleidingen
□
Openingstoestand van de afsluitkleppen
□
Dichtheid van de asafdichtingen
□
Contactvrijheid van de roterende delen
□
Verder dienen in dit document de spandrukken of de voorspankrachten overeenkomstig punt 6.3.2.2 tot
6.3.2.4 mee te worden opgenomen.
Het document moet samen met deze aanwijzing worden bewaard.
7.3
Buitenbedrijfstelling
•
Aandrijfaggregaat uitschakelen.
Aandrijfaggregaat tegen onopzettelijk in gebruik nemen beveiligen.
Waarschuwingsbord op het inschakelpunt aanbrengen!
•
Bij transmissies met koelslang of wateroliekoeler afsluitkleppen in de koelwatertoe en
afvoerleidingen sluiten. Bij vorstgevaar moet het water uit de koelslang of uit de wateroliekoeler
worden afgetapt.
•
Transmissie ca. om de 3 weken kort (5 à 10 minuten) in bedrijf nemen (bij buitenbedrijfstelling voor
korter dan 6 maanden).
•
Transmissie conserveren, zie punt 7.3.1 en 7.3.2 (bij buitenbedrijfstelling voor langer dan 6 maanden).
7.3.1
Inwendige conservering bij een langdurige buitenbedrijfstelling
Naargelang de soort smering en/of asafdichting kunnen de volgende inwendige conserveringen worden
uitgevoerd:
7.3.1.1 Inwendige conservering met tandwielolie
Transmissie met spatsmering en aanrakende asafdichtingen kunnen met de gevulde soorten olie tot net
onder het luchtfilter worden gevuld.
7.3.1.2 Inwendige conservering met conserveringsmiddel
Transmissies met oliedruksmering, oliecirculatiekoeling en/of aanrakingsvrije asafdichtingen moeten met
conserveringsmiddel vóór een langdurig opslaan zonder last in bedrijf worden gezet.
BA 5230 nl 04/2011
52 / 67