6.
Montage
De opmerkingen in hoofdstuk 3, "Veiligheidstips", moeten in acht worden genomen.
6.1
Algemene montagetips
Tijdens het transport van de transmissie moeten de opmerkingen in hoofdstuk 4, "Transport en opslag",
in acht worden genomen.
De montage moet met grote zorgvuldigheid door geautoriseerde, opgeleide en getrainde vakmensen
geschieden. Door schaden op grond van een ondeskundige uitvoering komt de aanspraak op garantie te
vervallen.
Al tijdens de planning moet erop worden gelet dat rondom de transmissie voldoende ruimte voor de
montage en latere onderhoudswerkzaamheden aanwezig is.
Er moet door geschikte maatregelen voor vrije convectie op het oppervlak van het huis worden
gezorgd.
Voor transmissies met ventilator moet voldoende vrije ruimte voor de luchttoevoer worden gelaten.
Bij het begin van de montagewerkzaamheden moeten er voldoende hefwerktuigen ter beschikking staan.
Tijdens het gebruik is een opwarming door externe invloeden, zoals direct zonlicht of
andere warmtebronnen niet toegestaan en moet door geschikte maatregelen worden
voorkomen!
Dat kan als volgt worden gerealiseerd:
– door een zonnedak
of
– door een extra koelaggregaat
of
– door een voorziening voor temperatuurcontrole met uitschakelfunctie in het
oliecarter.
Bij toepassing van een zonnedak moet een opeenhoping van warmte worden
vermeden!
Bij gebruik van een temperatuurcontroleinrichting moet bij het bereiken van de
maximaal toegestane temperatuur van het oliecarter een waarschuwing worden
afgegeven. Bij het overschrijden van de maximaal toegestane temperatuur van het
oliecarter moet de aandrijving uitgeschakeld worden.
Deze uitschakeling kan bij de exploitant tot bedrijfsstilstand leiden!
De exploitant dient te waarborgen dat geen vreemde objecten de werking van de
transmissie nadelig beïnvloeden (bijv. door vallende voorwerpen of overladingen).
Aan de gehele aandrijving mogen geen elektrolaswerkzaamheden worden
uitgevoerd.
De aandrijvingen mogen niet als massapunt voor laswerkzaamheden worden
gebruikt. Vertandingsonderdelen en lagers kunnen door lassen worden beschadigd.
Alle bevestigingsmogelijkheden van de betreffende bouwvorm moeten worden
gebruikt.
De in verband met montage of demontagewerkzaamheden onbruikbaar geworden
bouten moeten door nieuwe van dezelfde sterkteklas en uitvoering worden
vervangen.
Om ervoor te zorgen, dat tijdens het gebruik voldoende smering is gegarandeerd, moet de op
de tekeningen opgegeven inbouwpositie in acht worden genomen.
Afmetingen, benodigde ruimte en plaats van de toevoeraansluitingen (bij transmissies met
oliekoeling) kunnen uit de tekeningen in de documentatie van de transmissie worden gehaald.
BA 5230 nl 04/2011
29 / 67