5.10
Verwarming
Bij lage temperaturen kan een verwarmen van de tandwielolie voor het inschakelen van de aandrijving of
ook tijdens het gebruik noodzakelijk worden. Voor degelijke gevallen kunnen bij voorbeeld
verwarmingsstaven worden gebruikt. Deze verwarmingsstaven zetten elektrische energie in
warmteenergie om en geven die aan de omgevende olie af. De verwarmingsstaven worden door
beschermende buizen in het huis gehouden, zodat vervangen van de verwarmingselementen zonder een
voorafgaand aftappen van de olie mogelijk is.
Er dient te worden gewaarborgd, dat de verwarmingselementen volledig in het oliebad worden
ondergedompeld.
De verwarmingselementen kunnen door een temperatuursensor worden aangestuurd, die een te
versterken signaal bij het bereiken van de minimum en maximumtemperatuur zendt.
De precieze afbeelding van de transmissie en de positie van de aparte onderdelen kan in de tekeningen
in de documentatie van de transmissie worden nagezien.
Verwarmingsstaven in geen geval in gebruik nemen als een volledig onderdompelen
ervan in het oliebad niet is gegarandeerd. Brandgevaar!
In het geval, dat verwarmingselementen achteraf worden gemonteerd, mag het
maximaal verwarmingsvermogen (zie tabel 8) aan de oppervlakte van het
verwarmingselement niet worden overschreden.
Tabel 8:
Specifiek verwarmingsvermogen P
P
Ho
(W/cm²)
0.9
0.8
0.7
Voor het bedrijf en het onderhoud dienen de bijbehorende gebruiksaanwijzingen in acht te
worden genomen.
Technische gegevens vindt u in de lijst met apparaten.
5.11
Oliepeilmeter
De transmissie is met een oliepeilmeter (oliepeilindicatie of oliepeilstok) voor de visuele controle van het
oliepeil in stilstand uitgerust. De controle van het oliepeil kan aan de hand van een MIN en MAXstreep
op de oliepeilindicatie / oliepeilstok bij afgekoelde olie worden uitgevoerd.
De exacte afbeelding van de transmissie is in de tekeningen in de documentatie van de transmissie te
vinden.
5.12
Controle olietemperatuur
Afhankelijk van de order kan de transmissie met een weerstandsthermometer Pt 100 voor het meten van
de olietemperatuur in het oliecarter worden uitgerust. Om de temperaturen en/of de
temperatuurverschillen te kunnen meten, moet de weerstandsthermometer Pt 100 door de klant op een
analyseapparaat worden aangesloten. De weerstandsthermometer heeft voor de bedrading een
aansluitkop (beschermingsgraad IP 54). Door de fabriek is een tweeaderige schakeling aangebracht, de
klant kan echter ook een drie of vieraderige schakeling aanbrengen.
Opmerkingen ten aanzien van de sturing vindt u in de lijst met apparaten.
De gebruiksaanwijzing voor het apparaat moet steeds in acht worden genomen.
De precieze afbeelding van de transmissie en de positie van de aparte onderdelen kan in de tekeningen
in de documentatie van de transmissie worden nagezien.
Voor gebruik en onderhoud van de componenten moeten de gebruiksaanwijzingen van de
componenten in acht worden genomen.
Technische gegevens zijn te vinden in het blad met technische gegevens en/of de lijst met
apparaten.
Ho
Omgevingstemperatuur
°C
+10 tot 0
0 tot -25
-25 tot -50
BA 5230 nl 04/2011
27 / 67
afhankelijk van de omgevingstemperatuur