5.7.2
Koelslang
De transmissie kan met een koelslang in het oliecarter uitgerust zijn. Deze wordt via een wateraansluiting
van koelwater voorzien. De exploitant moet hiervoor zorgen. Als koelwater kan zoet, zee of brak water
worden gebruikt.
Tijdens het doorstromen van de koelslang wordt een bepaalde hoeveelheid warmte aan de tandwielolie
onttrokken en aan het koelwater afgegeven.
Afb. 8: Koelslang aan de transmissie
1
Koelwateraansluiting
De exacte afbeelding van de transmissie is in de tekeningen in de documentatie van de transmissie te
vinden.
Er moet gegarandeerd zijn, dat de koelslang volledig ondergedompeld is, omdat er
anders condensering kan ontstaan.
De doorstroomrichting van de transmissie is willekeurig. De koelwaterdruk mag
max. 8 bar bedragen.
Bij vorstgevaar en langdurige stilstand van de transmissie moet het koelwater worden
afgetapt. Waterresten moeten met perslucht worden uitgeblazen.
De uiteinden van de koelslang mogen niet worden verdraaid, daar anders de koelslang
zou kunnen worden beschadigd.
Het is niet toegestaan de reduceerbout aan te draaien en/of te demonteren, daar
anders een beschadiging van de koelslang kan ontstaan.
Extra voorzichtigheid is bij het uitblazen met perslucht geboden.
Veiligheidsbril dragen!
Te hoge drukken bij de inlaat van het koelwater moeten worden vermeden. Hiervoor moet een
regeling van de koelwaterhoeveelheid worden gebruikt (bijv. door een drukregelaar of een
geschikte afsluitappendage).
Aansluitmaten kunnen in de maattekening van de transmissie worden nagezien. De
benodigde hoeveelheid water en de maximaal toegestane inlooptemperatuur kunnen in het
blad met gegevens en/of de lijst met apparaten worden negezien.
X
3
1
2
Reduceerbout
BA 5230 nl 04/2011
23 / 67
X
2
3
Uitgaande as