Storingen lokaliseren
1.
Motor start niet
Startmotor draait de motor niet rond
OORZAAK
De keerkoppeling is niet gedesactiveerd (in geval van
G
een bedieningshendel met neutraalstandschakelaar)
De accu's zijn leeg.
G
De hoofdschakelaars staan uit.
G
Een van de semi-automatische zekeringen in de aan-
G
sluitdoos is doorgeslagen.
Er is een slecht contact/breuk, elektrische kabels
G
Het contactslot is defect
G
Het startrelais is defect
G
De startmotor/magneetklep is defect
G
Er zit water in de motor
G
Startmotor draait de motor te langzaam rond
OORZAAK
De accu's zijn leeg.
G
Er is een slecht contact in de elektrische kabels
G
Startmotor draait normaal rond, maar motor slaat niet aan
OORZAAK
Er zit lucht in het brandstofsysteem.
G
De motor krijgt geen brandstof doordat:
G
–
De brandstofkranen dicht staan
–
De brandstoftank leeg is/de onjuiste tank is aange-
sloten of
–
De brandstoffilters verstopt zijn (door vuil of paraffi-
neafscheiding in de brandstof als gevolg van lage
buitentemperaturen)
De magneetklep (brandstofafsluitventiel) is onjuist aan-
G
gesloten
66
REMEDIE
Plaats de bedieningshendel van de keerkoppeling in de
neutraalstand.
Laad/vervang de accu's (of sluit hulpaccu's aan volgens de
beschrijving op pagina 19).
Zet de hoofdschakelaars aan.
Reset de zekering door de knop ervan in te drukken.
Herstel eventuele breuken/losse aansluitingen. Controleer
de aansluitingen op oxydatie. Maak de aansluitingen zo no-
dig schoon en behandel deze met vochtwerende spray. Zie
de bedradingsschema's op pagina 57–63.
Vervang het contactslot
Vervang het startrelais
Neem contact op met een erkende dealer
Neem contact op met een erkende dealer. Probeer de mo-
tor niet te starten als u vermoedt dat er water in terecht is
gekomen.
REMEDIE
Laad/vervang de accu's (of sluit hulpaccu's aan volgens
de beschrijving op pagina 19).
Herstel eventuele losse aansluitingen. Controleer de aan-
sluitingen op oxydatie. Maak de aansluitingen zo nodig
schoon en behandel deze met vochtwerende spray. Zie de
bedradingsschema's op pagina 57– 63.
REMEDIE
Ontlucht het brandstofsysteem volgens de beschrijving op
pagina 44.
Open de brandstofkranen
Vul de tank of sluit de juiste brandstoftank aan.
Breng nieuwe brandstoffilters (voorfilters en/of hoofdfilters)
aan.
Ontlucht het systeem volgens de beschrijving op pagina 44.
Controleer of de magneetklep niet per ongeluk is ingescha-
keld.
Probeer de motor nogmaals te starten aan de hand van de
instructies op pagina 18.
Controleer of er semi-automatische zekeringen zijn doorge-
slagen. Reset dergelijke zekeringen door de knop ervan in
te drukken.
Controleer de elektrische bedrading, het contactslot, het
startrelais en het hoogspanningsrelais (wissel het startre-
lais zo nodig tijdelijk om met het stoprelais*). Neem contact
op met een erkende dealer als het startelement moet wor-
den vervangen.