Technische beschrijving
Elektrische installatie
De motoren T(A)MD 102 en T(A)MD122 beschikken over een elektrische installatie met een ruime dynamocapaci-
teit voor een boot van normale afmetingen. Als er extra vermogen nodig is, is het raadzaam een extra dynamo
aan te brengen of een afzonderlijke stroomaggregaat te installeren.
Deze motoren hebben een tweepolige elektrische installatie met een wisselstroomdynamo. De voedingsspanning be-
draagt 24V.
De elektrische installatie omvat tevens sensors voor het bewaken van de koelmiddeltemperatuur en oliedruk van de
motor.
Aandrijfmotoren met typegoedkeuringsbewijzen hebben een buitengewoon uitgebreid systeem voor het controleren
van de motor. Deze motoren zullen in dit kader niet volledig worden beschreven.
Plaats van de elektrische
onderdelen op de motor:
1.
Schakelaar voor motorkoelmiddeltemperatuur
2.
Sensor voor de motorkoelmiddeltemperatuur*
3.
Stopmagneet**
4.
Dynamo
5.
Motortoerentalsensor
6.
Brandstofafsluitventiel (magneetklep)***
7.
Aansluitdoos met 2 semi-automatische zekeringen
8.
Oliedrukschakelaar, motor
9a.
TAMD102, TAMD122A (motor met kielkoeling):
Temperatuurschakelaar, hoge laadluchttemperatuur
9b.
TAMD122P (motor met kielkoeling):
Temperatuurschakelaar, hoge laadluchttemperatuur
10a.
TAMD122P: Turbodruksensor (accessoire)
10b.
Overige motoren: Turbodruksensor (accessoire)
11.
Oliedruksensor, motor
12.
Startmotor
* De sensor heeft grovere schroefdraden dan de schakelaar.
** Geldt voor motoren tot en met nr. 1101052437/xxxx.
Bij de TAMD122P wordt een brandstofafsluitventiel gebruikt in
plaats van een stopmagneet.
*** TAMD122P. Geldt voor overige motoren vanaf nr. 1101052438/
xxxx.
Zekeringen
Er bevinden zich twee semi-automatische zekeringen
van 8A in de aansluitdoos. De zekeringen verbreken bij
overbelastingen de stroomkring en kunnen met de
knoppen aan de zijkant van de aansluitdoos worden ge-
reset.
Startmotor
De startmotor bevindt zich op het vliegwielhuis aan de
stuurboordzijde van de motor.
Wanneer de startmotor wordt ingeschakeld, wordt een
aandrijving op de rotoras van de startmotor in een axia-
le richting verplaatst, zodat deze in een tandwiel op het
vliegwiel van de motor grijpt. De axiale verplaatsing van
de aandrijving en de inschakeling van de startmotor
worden gestuurd door een magneetklep op de startmo-
tor.
De magneetklep op de startmotor wordt op zijn beurt in-
geschakeld door het startrelais* wanneer de contact-
sleutel in stand III wordt gehouden.
52
Wisselstroomdynamo
De dynamo aan de voorkant van de motor wordt aange-
dreven door een V-snaar.
De standaard dynamo van de motor kan desgewenst
met een laadstroomverdeler worden uitgerust. Hiermee
kunnen twee onafhankelijke groepen gelijktijdig worden
opgeladen. De laadstroomverdeler scheidt beide groe-
pen van elkaar af, zodat de accu's van de motor hun
volledige lading behouden, zelfs wanneer de accu's
voor de accessoires zwak of bijna leeg zijn.
Opmerking: De laadspanning van de wisselstroomdy-
namo van 28V/60A wordt thermisch gecompenseerd.
De spanning neemt bij lage temperaturen toe en bij
hoge temperaturen af.