Motor starten
Waarschuwing! Motoren met voorverwarming van de inlaatlucht: Het startelement kan een explosie in de
inlaatspruitstuk veroorzaken. Hierdoor kan persoonlijk letsel optreden.
18
1.
Enkelvoudige bedieningshendel: Controleer of
de hendel in de neutraalstand „N" staat. Dit houdt
in dat de gashendel in de stationaire stand staat
en de keerkoppeling ontkoppeld is.
Dubbele bedieningshendel: Zet de vooruit-/
achteruithendel in de neutraalstand om te starten.
Trek de gashendel geheel naar achteren (in de
stationaire stand).
2.
Plaats de sleutel in het contactslot. Draai de sleutel
in stand „I" (de bedrijfsstand). Alle waarschuwing-
slampjes gaan aan en blijven maximaal 20 secon-
den branden. Hierna gaat het waarschuwingsla-
mpje voor een te hoge koelmiddeltemperatuur uit.
3.
Druk de knop „Alarmtest" in en controleer of de si-
rene wordt ingeschakeld (en de waarschuwingsla-
mpjes gaan branden). Het alarm stopt als u de
knop loslaat.
4.
Motoren met een startelement*
Koude motor: Draait u de sleutel in stand „II".
Houd de sleutel ca. 50 seconden in deze stand.
Het controlelampje brandt, zodat het startelement
actief is.
Als het controlelampje aan gaat terwijl de motor
loopt, is er een breuk in de stroomkring van het
startelement.
Warme motor: Draai de sleutel rechtstreeks in
stand „III" om de motor te starten.
* Opmerking: Het startelement is bij de TMD 102A als
accessoire leverbaar.
5.
Draai de sleutel in stand „III" om de motor te star-
ten (nadat het controlelampje is gedoofd bij moto-
ren met een startelement). Laat de sleutel los zo-
dra de motor loopt.
Het contactslot heeft een herstartblokkering. Als u
herhaalde startpogingen moet verrichten, moet u
de startprocedure altijd vanuit stand 'S' beginnen.
Laat de motor bij een laag toerental en onder geringe
belasting warmdraaien. Laat het toerental niet te
hoog oplopen als de motor nog koud is.