Aansluiten van de vermogenskabels
■
Aansluitschema
A
L1
PE
2 a
2 b
(PE)
PE
(PE)
L1
A
Omvormer
1
Voor alternatieven, zie
2
Gebruik een afzonderlijke PE-aardekabel (2a) of een kabel met een afzonderlijke PE-geleider
(2b) als de conductiviteit van de afscherming niet voldoet aan de eisen voor de PE-geleider.
Zie sectie
Kiezen van de vermogenskabels (pagina
3
Aarding over 360 graden is aanbevolen als afgeschermde kabel gebruikt wordt. Aard het
andere uiteinde van de ingangskabelafscherming of PE-geleider bij de laagspanningsverde-
ling.
4
Aarding over 360 graden is vereist.
5
Externe remweerstand
6
Gebruik een afzonderlijke aardekabel als de afscherming niet voldoet aan de eisen uit
IEC 61800-5-1 en als er geen symmetrische aardegeleider in de kabel is. Zie sectie
van de vermogenskabels (pagina
7
**d u /d t filter of sinusfilter (optioneel, zie
Opmerking: Als de motor naast de geleidende afscherming een symmetrische aardgeleider bevat,
sluit de aardgeleider dan aan op de aardklem aan het omvormeruiteinde en het motoruiteinde.
Gebruik geen asymmetrisch geconstrueerde motorkabel voor motoren van meer dan 30 kW. Het
aansluiten van de vierde geleider aan de motorzijde verhoogt de lagerstromen en veroorzaakt
extra slijtage.
L2
L3
3
1
L2
L3
Kiezen van de lastscheider voor voeding (pagina
72).
Filters (pagina
Elektrische installatie – (IEC) 99
UDC+
UDC-
T1/U T2/V T3/W
R- R+
3
4
7
5
U1
72).
277)).
6
V1
W1
PE
M
3
61).
Kiezen