116 Elektrische installatie – (IEC)
WAARSCHUWING!
Volg de veiligheidsinstructies van de omvormer. Als u ze negeert, kan dit
leiden tot ernstig of dodelijk letsel of schade aan de apparatuur.
1.
Herhaal de stappen beschreven in
gina
18).
2.
Verwijder het voorpaneel. Zie hoofdstuk
na
99).
3.
Snij gaten in de rubbertules en schuif de tules op de kabels. Schuif de kabels door
de gaten van de bodemplaat en bevestig de tules aan de gaten.
4.
Leid de kabels zoals hieronder is aangegeven.
5.
Aard de buitenste afschermingen van alle besturingskabels 360 graden aan een
aardklem in de kabelinvoerbox. Draai de klem vast met 1,5 N-m (13 lbf·in). Houd de
afschermingen ononderbroken zo dicht mogelijk bij de aansluitklemmen van de
besturingseenheid. Zet de kabels mechanisch vast bij de klemmen onder de rege-
leenheid. Frames R1 tot R3: Aard ook de paar-kabelafschermingen en aardingsdraden
aan de aardklem van de kabelinvoerbox.
6.
Frames R4 tot R9: Aard de afschermingen van de kabelparen en alle aarddraden
aan de klem onder de besturingseenheid.
7.
Sluit de geleiders aan op de juiste klemmen van de besturingseenheid en draai vast
met 0,5 N·m (5 lbf·in).
Opmerking:
•
Sluit de andere uiteinden van de afschermingen van de besturingskabels niet aan
of aard ze indirect via een hoogfrequente condensator van enkele nanofarad, bijv.
3,3 nF / 630 V. De afscherming kan ook aan beide uiteinden rechtstreeks worden
geaard als ze zijn aangesloten op dezelfde aardleiding zonder groot spanningsver-
schil tussen de uiteinden.
•
Houd alle signaal-aderparen getwist tot zo dicht mogelijk bij de klemmen. Door de
kabel met de retourkabel te twisten worden storingen door inductieve koppeling
verminderd.
Elektrische veiligheids-voorzorgsmaatregelen (pa-
Aansluiten van de vermogenskabels (pagi-