kunt desgevallend tegelijk afwijken
en remmen.
Als u onderweg een groot dier te-
genkomt, bijvoorbeeld een hert,
stopt u er best voor en wacht tot
het dier weggaat, of rijdt u er lang-
zaam voorbij. Als een hond achter
u aan loopt, is het een goede aan-
pak om lager te schakelen naarma-
te de hond dichterbij komt en dan
weg te snellen naarmate u het punt
nadert waarop de hond u zou te
pakken krijgen.
Noodgevallen onderweg
Het voertuig kan onderweg defect
raken of er kan zich steeds een
onverwachte situatie voordoen.
Een goed onderhouden voertuig
vermindert het risico op een defect
weliswaar, maar toch moet u voor-
bereid zijn op noodsituaties.
-
Houd de Gebruikershandleiding
en de gereedschapstas steeds
in het voertuig. Raadpleeg het
onderdeel HERSTELLINGEN
ONDERWEG voor technische
richtlijnen voor problemen die
zich onderweg zouden kunnen
voordoen.
-
Volg deze aanwijzingen als u op
de weg stopt:
Als de weg verharde pech-
stroken heeft, gebruik dan
de knipperlichten om aan te
geven dat u van de snelweg
wilt rijden, rijdt er aan iets
minder dan de snelheid van
het verkeer af en vertraag
dan tot stilstand.
Als de zijstrook niet verhard
is, knipper dan om rechts te
draaien en vertraag tot een
snelheid waarmee u veilig
van de verharde rijweg kunt
rijden.
Zet de knipperlichten aan om
beter zichtbaar te zijn.
-
Als u een gsm of een ander
communicatietoestel hebt, laad
dat dan helemaal op voor lange-
re uitstappen.
-
Als u betrokken bent bij een
aanrijding, raadt BRP ten
strengste aan het voertuig te
laten vervoeren (zie VOERTUIG
VERVOEREN ) naar de dichtstbij-
zijnde Can-Am roadster dealer
voor een grondige veiligheidsin-
spectie alvorens het voertuig
opnieuw te gebruiken.
-
Vul het ongevallen-/incidenten-
verslag van BRP in.
Kapotte banden
Als u plots een kapotte band of
klapband krijgt, houd het stuur dan
stevig vast, verminder geleidelijk
vaart en stuur voorzichtig naar een
veilige plek om tot stilstand te ko-
men. Vermijd hard remmen, lager
schakelen of scherp draaien. Als
een voorband kapotgaat, kan het
voertuig de neiging hebben om te
trekken in de richting van de kapot-
te band. Houd het stuur dus stevig
vast om in de gewenste richting te
sturen. Zie het onderdeel HERSTEL-
LINGEN ONDERWEG voor instruc-
ties over het herstellen van een
band.
VERKEERSSTRATEGIEËN
93