A. 10 m
4. Traceer 4 parallelle lijnen met
de grond op het testoppervlak
als volgt:
LIJNEN OP HET TESTOPPERVLAK
Lijn A
703 mm boven de grond
Lijn B
773 mm boven de grond
Lijn C
566 mm boven de grond
Lijn D
370 mm boven de grond
5. Kies de dimlichten.
6. De lichten zijn goed gericht als
de bovenkant van de lichtbundel
van de koplampen tussen de lij-
nen C en D schijnt.
TYPISCHE LICHTBUNDEL VAN DE KOP-
LAMPEN OP HET TESTOPPERVLAK (ÉÉN
KOPLAMP)
1. Bovenkant
ONDERHOUDSPROCEDURES
Grootlicht
OPMERKING: Aangezien de dim-
en grootlichten aparte eenheden
zijn, geldt deze controle zowel voor
links- als rechtsrijdende landen.
1. Volg stappen 1 t/m 4 voor de
procedure om de dimlichten te
controleren.
2. Kies grootlicht.
De lichten zijn goed gericht als het
focuspunt (helderste punt) van de
lichtbundel van de koplampen tus-
sen de lijnen A en B schijnt.
TYPISCHE LICHTBUNDEL VAN DE KOP-
LAMPEN OP HET TESTOPPERVLAK (BEI-
DE KOPLAMPEN)
1. Aarde
2. Focuspunt
Bijstelling verticale richting
koplampen
1. Verwijder de beide middelste
zijpanelen. Raadpleeg CARROS-
SERIEPANELEN in UITRUS-
TING .
Noord-Amerikaanse modellen
Draai aan de HB
lichtbundel van het grootlicht aan
te passen. Stel de twee koplampen
gelijk af.
-regelknop om de
V
139