NODIGE RIJVAARDIGHEID EN PRAKTIJKOEFENINGEN
1. Start
2. Druk de motorstopschakelaar in
3. Ga door tot het einde van de rechte lijn,
stop en draai zoals de vorige keer
4. Stop
5. Druk de motorstopschakelaar in
Start de motor opnieuw en ga door
naar de volgende oefening.
4) Eenvoudige draaibewegingen
Doel
-
Leer vlot en gecontroleerd
draaien.
Aanwijzingen
Deze oefening lijkt op de vorige
oefeningen, behalve dat u de bocht
nu aan een lage snelheid gaat ne-
men in plaats van voor iedere bocht
te stoppen.
-
Rijd in eerste versnelling de
rechte lijn af. Rijd wat verder
weg van de bakens zodat u een
brede draaibeweging kunt ma-
ken aan het einde van de rechte
lijn.
78
-
Naar de bocht toe vertraagt u
tot hoogstens 8 km/h door de
koppelingshendel los te laten
en eventueel te remmen.
-
Houd de gas zodat u uw lage
snelheid aanhoudt.
-
Kijk in de richting van de draai.
-
Draai het stuur mee met de
bocht, trek aan de binnenste
handgreep, duw aan de buiten-
ste en let op dat u geen gas bij-
geeft.
-
Voorover en in de bocht leunen
kan u helpen om het stuur ge-
makkelijker te draaien.
-
Zet uw stuur na de bocht recht
en rijd verder de rechte lijn af.
TYPISCH
RIJHOUDING TIJDENS HET
DRAAIEN