WEGWIJS
IN UW
Schakel voordat de auto gesleept wordt,
AUTO
het stuurslot uit (zie paragraaf "Start-/
contactslot" in het hoofdstuk "Dashboard en be-
diening"). Houd er tijdens het slepen rekening mee
dat de rem- en stuurbekrachtiging niet werken als
VEILIGHEID
de motor niet draait, waardoor meer kracht no-
dig is voor de bediening van het rempedaal en het
stuur. Gebruik voor het slepen geen elastische ka-
STARTEN
bels en rijd zo gelijkmatig mogelijk. Controleer
EN RIJDEN
tijdens het slepen of de sleepkabel geen carros-
seriedelen kan beschadigen. Houdt u bij het sle-
pen van een auto aan de wettelijke voorschrif-
ten. Dit geldt zowel voor het slepen zelf als voor
LAMPJES
het gedrag naar andere weggebruikers.
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
INDEX
210
ATTENTIE!
ATTENTIE!
Het sleepoog voor en achter mag uitslui-
tend worden gebruikt voor pechgevallen
op een vlakke weg. Slepen, waarbij gebruik moet
worden gemaakt van een sleepverbinding (sleep-
stang) die aan de wettelijke eisen voldoet, is toe-
gestaan over korte afstanden om de auto op een
vlakke weg te verplaatsen als voorbereiding op
transport m.b.v. een afsleepauto of een autoam-
bulance. De sleepogen MOGEN NIET worden ge-
bruikt voor het slepen van het voertuig buiten een
vlakke weg of als er obstakels aanwezig zijn en/of
voor het slepen met sleepkabels of andere elasti-
sche materialen.
Naast bovenstaande voorwaarden moeten de
twee voertuigen (het slepende en het gesleepte)
tijdens het slepen ook zo veel mogelijk in een rech-
te lijn achter elkaar blijven.