INSTRUMENTEN
De achtergrondkleur en de vormgeving van de instru-
menten kunnen per uitvoering verschillen.
SNELHEIDSMETER fig. 14
Geeft de snelheid van de auto aan.
TOERENTELLER fig. 15
De toerenteller geeft het toerental per minuut van de mo-
tor aan.
BELANGRIJK De regeleenheid van de elektronische in-
spuiting blokkeert tijdelijk de toevoer van brandstof als
de motor met te hoge toerentallen draait, waardoor het
motorvermogen zal afnemen.
Bij stationair draaiende motor kan de toerenteller onder
bepaalde omstandigheden een geleidelijke of herhaalde
toerentalstijging aangeven.
fig. 14
Dit is een normaal verschijnsel dat kan optreden als bij-
voorbeeld de airconditioning of de elektroventilateur wordt
ingeschakeld. In deze gevallen dient een geringe toerental-
stijging voor het behoud van de lading van de accu.
BRANDSTOFMETER fig. 16
De wijzer geeft de hoeveelheid brandstof aan die in de
tank aanwezig is:
E brandstoftank leeg;
F brandstoftank vol.
Het waarschuwingslampje A geeft aan dat er nog onge-
veer 7 liter brandstof aanwezig is.
Rijd niet met een bijna lege brandstoftank: door een on-
regelmatige brandstoftoevoer kan de katalysator bescha-
digen.
Zie de paragraaf "Tanken".
F0U0014m
fig. 15
WEGWIJS
IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
INDEX
F0U0015m
15