15 Veiligheidsconfiguratie
De robot is uitgerust met een geavanceerd veiligheidssysteem Afhankelijk van de
specifieke eigenschappen van het werkbereik, dienen de instellingen voor het vei-
ligheidssysteem zo geconfigureerd worden dat ze de veiligheid van alle medewer-
kers en apparatuur rond de robot garanderen. Voor meer informatie over het veilig-
heidssysteem, zie de Hardware-installatiehandleiding. Het scherm Veiligheidsconfiguratie
kan worden geopend vanuit het Welkom scherm (zie 10.3) door op de knop Robot
programmeren te drukken, en vervolgens het tabblad Installatie te selecte-
ren en te drukken op Veiligheid. De veiligheidsconfiguratie is beveiligd met
een wachtwoord, zie 15.7.
De veiligheidsinstellingen bestaan uit een aantal limietwaarden die gebruikt wor-
Versie 3.1
(rev. 17782)
WAARSCHUWING:
1. Een risicobeoordeling is altijd verplicht.
2. Alle veiligheidsinstellingen die te openen zijn op dit scherm
en de subtabs daarvan, moeten ingesteld worden op basis van
de risicobeoordeling.
3. De integrator moet zorgen dat alle wijzigingen aan de vei-
ligheidsinstellingen geschieden in overeenstemming met de
risicobeoordeling.
II-91
CB3