Hieronder zijn de richtlijnen voor
een veilig vervoer van kinderen
aangegeven:
1) Monteer het kinderzitje op een van
de zitplaatsen achter, omdat die plaatsen
bij een ongeval de meeste bescherming
bieden.
2) Controleer bij een uitschakelbare pas-
sagiersairbag (optional op bepaalde uit-
voeringen/markten) altijd of het waar-
schuwingslampje F op het instrumen-
tenpaneel de uitschakeling bevestigt.
3) Houdt u bij de montage van het kin-
derzitje strikt aan de instructies. De fabri-
kant is verplicht deze instructies bij te
leveren. Bewaar de instructies samen met
het instructieboekje in de auto. Monteer
geen gebruikte kinderzitjes waarvan de
gebruiksaanwijzingen ontbreken.
4) Controleer of de gordels goed zijn
vastgemaakt door aan de gordelband te
trekken.
5) In elk kinderzitje kan slechts een
kind vervoerd worden: vervoer nooit twee
kinderen in een zitje.
6) Controleer altijd of de gordel niet
langs de nek van het kind loopt.
7) Zorg er tijdens de rit voor dat het kind
geen afwijkende houding aanneemt of de
gordels losmaakt.
38
8) Vervoer kinderen nooit in uw armen,
ook geen pasgeboren kinderen. Niemand
is sterk genoeg om ze bij een ongeval vast
te houden.
9) Na een ongeval moet het zitje door
een nieuw exemplaar worden vervangen.
ATTENTIE
Monteer absoluut geen
kinderzitje achterstevo-
ren op de passagiersstoel voor
als de frontairbag aan passa-
gierszijde is ingeschakeld. Als bij
een ongeval de airbag in werking
treedt (opblaast), kan dit ernstig
letsel en zelfs de dood tot gevolg
hebben, ongeacht de zwaarte van
het ongeluk. Wij raden u aan kin-
deren altijd in een geschikt kin-
derzitje op de zitplaatsen achter
te vervoeren, omdat die plaatsen
bij
een
ongeval
de
bescherming bieden.
FRONTAIRBAGS
EN ZIJ-AIRBAGS
De auto is uitgerust met frontairbags aan
bestuurders- (fig. 52) en aan passagiers-
zijde (fig. 53), sidebags (fig. 54) en
headbags (fig. 55).
fig. 52
meeste
fig. 53
A0A1009m
A0A0057m