MISTACHTERLICHT (fig. 120)
U kunt het mistachterlicht inschakelen
door knop (D) op het dashboard in de
middenconsole in te drukken, als het dim-
licht of de mistlampen reeds zijn inge-
schakeld; tegelijkertijd gaat het lampje op
de drukknop branden.
Als u de contactsleutel in stand STOP
zet, schakelt het mistachterlicht automa-
tisch uit. De lamp schakelt pas weer in als
u na het starten opnieuw op knop (D)
drukt. Druk knop (D) nogmaals in om het
mistachterlicht uit te schakelen.
BELANGRIJK Houdt u bij het gebruik
van het mistachterlicht aan de geldende
verkeersvoorschriften.
PORTIERVERGRENDELING
(fig. 120)
U kunt de centrale portiervergrendeling
inschakelen door knop (E) op de midden-
console in te drukken, onafhankelijk van
de stand van de contactsleutel.
Het lampje brandt:
– continu geel als de contactsleutel in
stand MAR staat;
– knipperend rood als de contactsleutel
in stand STOP staat (waarschuwing).
BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR
(fig. 121) (bepaalde uitvoerin-
gen/markten)
Deze
veiligheidsschakelaar
omhoog bij een ongeval, waardoor de toe-
voer van brandstof wordt gestopt en de
motor afslaat. De schakelaar bevindt zich
aan de onderzijde naast de stijl van het
bestuurdersportier.
De werking van de brandstofnoodschake-
laar wordt weergegeven op het display van
het instrumentenpaneel.
fig. 121
Als u na een ongeval een
brandstoflucht ruikt of
springt
merkt dat het brandstofsysteem
lekt, druk dan de schakelaar niet
terug, zodat brand wordt voor-
komen.
Als u geen brandstoflekkage waarneemt
en de auto kan nog verder rijden, druk
dan op knop (A) om de brandstoftoevoer
weer te herstellen.
A0A0092m
ATTENTIE
111