– Draai de schroef (D) los en verwijder
de lamphouder.
– Verwijder de lamp door deze iets in te
drukken en linksom te draaien:
(E) - lamp voor achterlicht-remlicht achter.
(F) - lamp voor richtingaanwijzer achter.
– Vervang de lamp, monteer de lamp-
houder en draai de schroef (D) vast.
– Sluit de stekker (C) weer aan.
– Monteer de achterlichtunit op de car-
rosserie en draai de moeren (B) vast.
– Sluit het klepje (A).
fig. 33
KENTEKENPLAATVERLICHTING
(fig. 34)
Gloeilampen vervangen:
– Druk op het door de pijl aangegeven
punt op de lijst van het lampenglas om de
bevestigingsveer (B) samen te drukken.
Maak aan de andere zijde de lampunit los
en verwijder de lampunit.
– Draai de lamphouder (A) linksom en
verwijder het lampenglas.
– Verwijder de geklemd gemonteerde
lamp en vervang de lamp.
– Plaats de lamphouder (A) in het lam-
penglas en monteer de lampunit; contro-
leer of de bevestigingsveer (B) goed
geborgd is.
A0A0170m
fig. 34
DERDE REMLICHT
(fig. 35-36)
Gloeilampen vervangen:
– Open de achterklep, draai de schroe-
ven (A) los en maak de stekker (B) los.
– Verwijder het lampenglas/lamphou-
der (C) van de steun (D).
– Druk op de zijklemmen (E) en verwij-
der de lamphouder.
– Verwijder de lamp en vervang de
lamp.
A0A0171m
fig. 35
A0A0172m
217