ACHTERUITRIJLICHT
EN MISTACHTERLICHT
(fig. 30-31)
Het achteruitrijlicht en het mistachterlicht
bevinden zich in de achterlichtunit op de
achterklep; de opstelling van de lichten is
afhankelijk van de plaats van het stuur.
Gloeilamp vervangen:
– Open de achterklep.
– Verwijder de plug (A) en draai met
het bijgeleverde verlengstuk en de schroe-
vendraaier (zoals afgebeeld) de bevesti-
gingsmoeren (B) van de betreffende ach-
terlichtunit los.
– Verwijder de achterlichtunit aan de
buitenzijde van de auto.
– Draai de stekker (C) los.
216
fig. 30
– Draai de schroeven (D) los en verwij-
der de lamphouder.
– Verwijder de lamp door deze iets in te
drukken en linksom te draaien.
– Vervang de lamp, monteer de lamp-
houder en draai de schroeven (D) vast.
– Draai de stekker (C) vast.
– Monteer de achterlichtunit op de ach-
terklep, draai de moeren (B) vast en
monteer de geklemd gemonteerde plug
(A).
A0A0167m
fig. 31
RICHTINGAANWIJZERS ACH-
TER, ACHTERLICHTEN EN REM-
LICHTEN (fig. 32-33)
De richtingaanwijzers achter, de achter-
lichten en de remlichten bevinden zich in
de achterlichtunit op de carrosserie.
Gloeilamp vervangen:
– Open in de bagageruimte het klepje
(A) en draai met het bijgeleverde ver-
lengstuk en de schroevendraaier (zoals is
afgebeeld) de bevestigingsmoeren (B)
van de achterlichtunit los.
– Verwijder de achterlichtunit aan de
buitenzijde van de auto.
– Maak de stekker (C) los.
A0A0168m
fig. 32
A0A0169m