HULPVERWARMING
(optional voor bepaalde uitvoe-
ringen/markten)
De auto is uitgerust met een extra ver-
warming, waardoor de motor bij koud
weer sneller op bedrijfstemperatuur komt
en in het interieur sneller een comfortabe-
le temperatuur wordt bereikt.
De extra verwarming werkt bij een draai-
ende motor als de buitentemperatuur
lager is dan 20°C en de motor nog niet de
normale bedrijfstemperatuur heeft bereikt.
110
BEDIENINGSORGANEN
ACHTERKLEPONTGRENDELING
(fig. 120)
U kunt de achterklep alleen elektrisch
ontgrendelen als de contactsleutel in
stand MAR staat bij een stilstaande auto,
en in stand STOP of PARK gedurende 3
minuten zonder een portier te openen/
sluiten. Druk op knop (A) op de midden-
console om de achterklep te ontgrende-
len.
WAARSCHUWINGSKNIPPER-
LICHTEN (fig. 120)
U kunt de waarschuwingsknipperlichten
inschakelen door knop (C) op de midden-
console in te drukken. De werking is onaf-
hankelijk van de stand van de contact-
sleutel.
Als het systeem is ingeschakeld, knip-
pert het lampje in de schakelaar en wer-
ken de richtingaanwijzers en de controle-
lampjes voor de richtingaanwijzers op het
instrumentenpaneel. Druk de schakelaar
nogmaals in om het systeem uit te scha-
kelen.
ATTENTIE
Het gebruik van de waar-
schuwingsknipperlichten is
afhankelijk van de wetgeving van
het land waarin u zich bevindt.
Houdt u aan de voorschriften.
MISTLAMPEN (fig. 120)
(optional voor bepaalde uitvoe-
ringen/markten)
U kunt de mistlampen inschakelen door
knop (B) op de middenconsole in te druk-
ken, als de buitenverlichting reeds is inge-
schakeld; tegelijkertijd gaat het lampje op
de drukknop branden.
Druk knop (B) nogmaals in om de mist-
lampen uit te schakelen.
BELANGRIJK Houdt u bij het gebruik
van de mistlampen aan de geldende ver-
keersvoorschriften.
fig. 120
A0A1035m