Plaats de hefarmen van
de brug of de garagekrik
zeer zorgvuldig, zodat de
side-skirts niet worden bescha-
digd.
232
fig. 55
BIJ EEN ONGEVAL
– Het is belangrijk altijd rustig te blijven.
– Als u niet direct bij het ongeval betrok-
ken bent, stopt u dan op een afstand van
ten minste een tiental meters van het
ongeluk.
– Stop bij ongevallen op de snelweg zo
mogelijk in de berm en laat de vlucht-
strook vrij.
– Zet de motor uit en schakel de waar-
schuwingsknipperlichten in.
– Verlicht als het donker is, met de kop-
lampen de plaats van het ongeval.
– Wees voorzichtig, voorkom het risico
van een aanrijding.
– Geef het ongeval aan door de geva-
rendriehoek goed zichtbaar en op de wet-
telijk voorgeschreven afstand te plaatsen.
A0A1086m
– Waarschuw de hulpinstanties en geef
zo duidelijk mogelijke informatie. Gebruik
op de snelweg de daarvoor bestemde
praatpalen.
– Bij kettingbotsingen, in het bijzonder
bij mist, is het risico om bij volgende bot-
singen betrokken te raken groot. Verlaat
onmiddellijk de auto en zoek bescherming
achter de vangrail.
– Probeer bij geblokkeerde portieren de
auto niet te verlaten door de gelaagde
voorruit in te slaan. De zijruiten en de ach-
terruit kunnen makkelijker worden ingesla-
gen.
– Neem bij de betrokken auto's de con-
tactsleutel uit.
– Als u brandstof of andere chemische
producten ruikt, rook dan niet en doof
sigaretten.
– Gebruik voor het blussen van branden,
zelfs als deze klein zijn, de brandblusser,
een wollen deken, zand of aarde. Gebruik
nooit water.
– Als de verlichting van de auto niet
hoeft te worden gebruikt, maak dan de
minklem (–) los van de accu.