36
1-1. Voor een veilig gebruik
Veilig rijden
Om veilig te kunnen rijden, moet u vooraf de stoel in de juiste
positie zetten en de spiegels afstellen.
De juiste houding achter het stuur
Pas de hoek van de rugleuning
1
zo aan dat u rechtop zit en u
niet voorover hoeft te leunen
om
te
(→Blz. 128)
Pas de zitting zo aan dat u de
2
pedalen helemaal kunt intrap-
pen en dat uw armen licht
gebogen zijn bij de elleboog
wanneer u het stuurwiel vast-
houdt. (→Blz. 128)
Vergrendel de hoofdsteun met
3
het midden zo dicht mogelijk bij
de bovenkant van uw oren.
(→Blz. 133)
Draag de veiligheidsgordel op
4
de juiste wijze. (→Blz. 38)
Juist gebruik van de veiligheidsgordels
Controleer voordat u wegrijdt eerst of alle inzittenden de veiligheids-
gordel dragen. (→Blz. 38)
Gebruik een passend baby- of kinderzitje tot het kind groot genoeg is
om de veiligheidsgordel van de auto op de juiste wijze te gebruiken.
(→Blz. 56)
kunnen
sturen.