De achterdifferentieelsper gebruiken
Automatische transmissie
Alleen uitvoeringen met vierwielaandrijving: Probeer alvorens de
1
achterdifferentieelsper in te schakelen de schakelaar vierwielaan-
drijving in stand L4 te zetten. Wanneer dit niet het gewenste effect
heeft, schakel dan ook de achterdifferentieelsper in.
Verzeker u ervan dat de wielen stilstaan.
2
Druk op de schakelaar van de achterdifferentieelsper.
3
Trap het gaspedaal geleidelijk in.
4
Nadat het achterdifferentieel is gesperd, gaat het controlelampje
branden.
Schakel de achterdifferentieelsper zo snel mogelijk na het loskomen
van de auto uit.
Handgeschakelde transmissie
Alleen uitvoeringen met vierwielaandrijving: Probeer alvorens de
1
achterdifferentieelsper in te schakelen de schakelaar vierwielaan-
drijving in stand L4 te zetten. Wanneer dit niet het gewenste effect
heeft, schakel dan ook de achterdifferentieelsper in.
Verzeker u ervan dat de wielen stilstaan.
2
Trap het koppelingspedaal in.
3
Druk op de schakelaar van de achterdifferentieelsper.
4
Laat het koppelingspedaal langzaam opkomen.
5
Nadat het achterdifferentieel is gesperd, gaat het controlelampje
branden.
Schakel de achterdifferentieelsper zo snel mogelijk na het loskomen
van de auto uit.
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
223
4