220
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Schakelen tussen H4 en L4 (handgeschakelde transmissie)
■
Schakelen van H4 naar L4
Zet de auto stil of verminder uw snelheid naar minder dan 8 km/h.
1
Trap het koppelingspedaal in zonder het gaspedaal in te trappen.
2
Verzet de bedieningshendel vierwielaandrijving.
3
■
Schakelen van L4 naar H4
Trap het koppelingspedaal in.
1
Verzet de bedieningshendel vierwielaandrijving.
2
■
Mate van gebruik van de vierwielaandrijving (auto's met ADD)
Het is aan te raden elke maand minstens 15 km met ingeschakelde vierwiel-
aandrijving te rijden.
Dit zorgt ervoor dat de onderdelen van de vierwielaandrijving worden
gesmeerd.
■
Schakelen tussen H2 en H4
●
Als het schakelen bij koud weer moeilijk gaat, verminder dan snelheid of
stop de auto en schakel opnieuw.
●
Als het controlelampje vierwielaandrijving niet uitgaat wanneer van H4 naar
H2 wordt geschakeld, rijd dan rechtuit, accelereer, rem af of rijd achteruit.
■
Schakelen naar L4 (auto's met VSC)
De VSC wordt automatisch uitgeschakeld.