Systeemintegratie
•
Ook apparaten met een hoge beschermingsgraad
moeten voldoen aan de gespecificeerde
omgevingstemperatuurbereiken.
•
Aanvullende klimaatregeling van de kast of instal-
latieplek kan noodzakelijk zijn.
5.1.4 Handmatige reductie
Houd rekening met reductie in de volgende situaties:
•
Werking boven 1000 m (lage luchtdruk)
5
5
•
Werking bij lage toerentallen
•
Lange motorkabels
•
Kabels met een grote dwarsdoorsnede
•
Hoge omgevingstemperatuur
Zie hoofdstuk 6.2.6 Reductie wegens omgevingstemperatuur
voor meer informatie.
5.1.4.1 Reductie wegens lage
bedrijfssnelheid
Wanneer een motor op een frequentieomvormer wordt
aangesloten, is het nodig om te controleren of de koeling
van de motor voldoende is.
Het verwarmingsniveau hangt af van de belasting van de
motor, en van de bedrijfssnelheid en -tijd.
Toepassingen met constant koppel (CT-modus)
Bij toepassingen met een constant koppel kunnen er
problemen optreden bij lage toerentallen. Bij een
toepassing met constant koppel kan de motor bij lage
toerentallen oververhit raken, omdat de ingebouwde
ventilator van de motor minder koellucht levert.
Als de motor constant op een toerental moet lopen dat
lager is dan de helft van de nominale waarde, moet de
motor worden voorzien van extra luchtkoeling (of moet
een motor worden gebruikt die is ontworpen voor dit
type werking).
Een alternatief is om het belastingsniveau van de motor te
verlagen door een grotere motor te selecteren. Het
ontwerp van de frequentieomvormer legt echter
beperkingen op aan het vermogen van de motor.
Toepassingen met variabel (kwadratisch) koppel
(VT-modus)
In toepassingen met variabel koppel zoals centrifugaal-
pompen en -ventilatoren, waarbij het koppel evenredig is
met het kwadraat van de snelheid en het vermogen
evenredig is met de derde macht van de snelheid, is
aanvullende koeling of reductie van de motor niet nodig.
50
Design Guide
Danfoss A/S © Rev. 2014-04-04 Alle rechten voorbehouden.
5.1.4.2 Reductie wegens lage luchtdruk
Bij een lage luchtdruk vermindert de koelcapaciteit van
lucht.
Bij een hoogte onder 1000 m is geen reductie nodig, maar
boven een hoogte van 1000 meter moet de omgevings-
temperatuur (T
) of de maximale uitgangsstroom (I
AMB
worden verlaagd overeenkomstig Afbeelding 5.1.
Afbeelding 5.1 Reductie van de uitgangsstroom t.o.v. de
hoogte bij T
voor framegrootte A, B en C. Neem
AMB, MAX
voor hoogtes boven 2000 m contact op met Danfoss in
verband met PELV.
Een alternatief is om de omgevingstemperatuur op grote
hoogtes te verlagen, waardoor een uitgangsstroom van
100% op grote hoogtes kan worden bereikt. Als voorbeeld
voor het lezen van de grafiek beschrijven we hieronder de
situatie bij een hoogte van 2000 m voor behuizingstype B
= 50 °C. Bij een temperatuur van 45 °C
met T
AMB, MAX
(T
- 3,3 K) is 91% van de nominale uitgangsstroom
AMB, MAX
beschikbaar. Bij een temperatuur van 41,7 °C is 100% van
de nominale uitgangsstroom beschikbaar.
Max.I
(%)
out
at T
AMB, MAX
100%
96%
92%
1 km
2 km
Afbeelding 5.2 Reductie van de uitgangsstroom t.o.v. de
hoogte bij T
voor behuizingstype D3h.
AMB, MAX
)
out
T
AMB, MAX
at 100% I
out
D, E and F enclosures
NO
HO
0 K
-5 K
-3 K
-8 K
-6 K
-11 K
3 km
Altitude (km)
MG33BF10