Systeemintegratie
5 Systeemintegratie
5.1 Omgevingscondities
5.1.1 Vochtigheid
Hoewel de frequentieomvormer correct kan werken bij een
hoge vochtigheidsgraad (tot 95% relatieve vochtigheid),
moet condensatie altijd worden voorkomen. Het risico van
condensatie is met name aanwezig wanneer de frequentie-
omvormer kouder is dan vochtige omgevingslucht. Vocht
in de lucht kan ook condenseren op de elektronische
componenten en kortsluiting veroorzaken. Condensatie
treedt op in eenheden zonder voeding. We adviseren om
kastverwarming te installeren wanneer condensvorming
mogelijk is vanwege de omgevingscondities. Vermijd
installatie in gebieden waar vorst kan optreden.
Een andere mogelijkheid is om de frequentieomvormer in
de stand-bymodus te laten werken (waarbij de eenheid is
aangesloten op het net). Dit verkleint de kans op
condensatie. Zorg er echter wel voor dat er voldoende
vermogensdissipatie plaatsvindt om het circuit van de
frequentieomvormer vrij van vocht te houden.
5.1.2 Temperatuur
Voor alle frequentieomvormers zijn een minimale en
maximale omgevingstemperatuur gespecificeerd. Het
vermijden van extreme omgevingstemperaturen verlengt
de levensduur van de apparatuur en optimaliseert de
algehele systeembetrouwbaarheid. Volg de vermelde
aanbevelingen op voor optimale prestaties en een
maximale levensduur van de apparatuur.
•
Hoewel frequentieomvormers kunnen werken bij
temperaturen tot -10 °C, is een juiste werking bij
nominale belasting enkel gegarandeerd bij
temperaturen van 0 °C en hoger.
•
Overschrijdt de maximumtemperatuur niet.
•
De levensduur van elektronische componenten
neemt met 50% af voor elke 10 °C bij gebruik
boven de ontwerptemperatuur.
•
Ook apparaten met een beschermingsklasse van
IP 54, IP 55 of IP 66 moeten voldoen aan de
gespecificeerde omgevingstemperatuurbereiken.
•
Aanvullende klimaatregeling van de kast of instal-
latieplek kan noodzakelijk zijn.
MG33BF10
Design Guide
5.1.3 Temperatuur en koeling
De frequentieomvormers hebben ingebouwde ventilatoren
om te zorgen voor optimale koeling. De hoofdventilator
forceert de luchtstroom langs de koelribben op het
koellichaam en koelt zo de interne lucht. Bij bepaalde
vermogensklassen is dicht bij de stuurkaart een kleine
secundaire ventilator gemonteerd, die ervoor zorgt dat de
interne lucht circuleert om warmteophoping te
voorkomen. De hoofdventilator wordt geregeld door de
interne temperatuur in de frequentieomvormer en het
toerental neemt geleidelijk toe met de temperatuur. Dit
beperkt de ruis en verlaagt het energieverbruik wanneer
de noodzaak laag is, en zorgt voor maximale koeling
wanneer dit nodig is. De ventilatorbesturing kan via
14-52 Ventilatorreg. worden aangepast aan elke toepassing,
en biedt ook bescherming tegen de negatieve effecten van
koelen in zeer koude klimaten. In geval van overtempe-
ratuur in de frequentieomvormer wordt de
schakelfrequentie en het schakelpatroon gereduceerd; zie
hoofdstuk 5.1.4 Handmatige reductie voor meer informatie.
Voor alle frequentieomvormers zijn een minimale en
maximale omgevingstemperatuur gespecificeerd. Het
vermijden van extreme omgevingstemperaturen verlengt
de levensduur van de apparatuur en optimaliseert de
algehele systeembetrouwbaarheid. Volg de vermelde
aanbevelingen op voor optimale prestaties en een
maximale levensduur van de apparatuur.
•
•
•
•
•
Danfoss A/S © Rev. 2014-04-04 Alle rechten voorbehouden.
Hoewel frequentieomvormers kunnen werken bij
temperaturen tot -10 °C, is een juiste werking bij
nominale belasting enkel gegarandeerd bij
temperaturen van 0 °C en hoger.
Overschrijdt de maximumtemperatuur niet.
Zorg dat de maximale gemiddelde temperatuur
over 24 uur niet wordt overschreden.
(De gemiddelde temperatuur over 24 uur is de
maximale omgevingstemperatuur minus 5 °C.
Voorbeeld: als de maximale temperatuur 50 °C
bedraagt, is de maximale gemiddelde
temperatuur over 24 uur 45 °C.
Houd u aan de minimale vrije ruimte boven en
onder (hoofdstuk 8.2.1.1 Vrije ruimte).
Als vuistregel geldt dat de levensduur van
elektronische componenten met 50% afneemt
voor elke 10 °C wanneer deze componenten
worden gebruikt boven hun ontwerptemperatuur.
5
5
49