Invasieve bloeddruk (IBP)
Voorbereiding van de patiënt op invasieve bloeddrukbewaking
OPMERKING
Als er luchtbelletjes in het slangensysteem
verschijnen, moet u het systeem nogmaals met
de infuusoplossing doorspoelen. Luchtbelletjes
kunnen leiden tot onjuiste drukmetingen.
De volgende tips leiden tot optimale resultaten van
de invasieve bloeddrukbewaking, maar mogen niet
worden gebruikt ter vervanging van door het
ziekenhuis goedgekeurde praktijken of
aanbevelingen van de fabrikant.
Weergave invasieve bloeddruk
Op de Cockpit bestaat de weergave voor invasieve
bloeddruk uit het volgende:
– Parameterveld invasieve bloeddruk
– Invasieve bloeddrukcurve
Parameterveld invasieve bloeddruk
OPMERKING
In het volgende diagram ziet u een gangbare
indeling van een parameterveld. De indeling kan
veranderen als er aanvullende parameters
worden weergegeven. Zie "Parametervelden"
op pagina 55 voor meer informatie.
In parametervelden worden parameterwaarden
gerapporteerd en wordt de alarmstatus van
parameters aangegeven. In parametervelden
kunnen ook technische omstandigheden zoals
losgeraakte sensors e.d. worden gerapporteerd.
Zie het hoofdstuk 'Probleemoplossing' op
pagina 461 voor gedetailleerde informatie over de
inhoud van parametervelden voor elke parameter.
290
Gebruiksinstructies – Infinity Acute Care System – Bewakingstoepassingen VG4.n
– Let tijdens de voorbereiding van de patiënt
goed op dat er geen luchtbelletjes in de sensor
of de plugkraan voorkomen.
– Kies voor een maximale signaalsterkte de kortst
mogelijke lengte hogedrukslangen. Kortere
slangen verminderen de signaaldemping, maar
zijn gevoeliger voor artefacten door beweging.
Met hogedrukslangen blijft de signaaldemping
beperkt.
– Plaats de transducer zo dat deze zich op
dezelfde hoogte bevindt als het toepasselijke
anatomische referentiepunt voor elke bewaakte
druk.
De inhoud van de parametervelden voor invasieve
bloeddruk is afhankelijk van van het feit of de
parameter al dan niet pulsatiel is. De
parametervelden voor pulsatiele druk (ART, LV,
PA, RV, GD1, GD2, GD3, GD4) geven de
systolische, diastolische en mean drukwaarden
weer. In parametervelden voor niet-pulserende
drukwaarden (LA, RA, CVD, ICP) wordt alleen de
mean drukwaarde weergegeven.
Als de M540 een statische drukwaarde detecteert,
berekent het algoritme alleen de mean druk. Een
statische drukconditie treedt op wanneer de
maximum- en minimumwaarden van een pulserend
druksignaal verschillen met minder dan 3 mmHg
(0,4 kPa).