Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Motorkabels; Thermische Motorbeveiliging; Remweerstand - Danfoss VLT FCD 300 Bedieningshandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

3 Installatie
Als de motorvermogens sterk verschillen, kunnen er bij de start en bij lage toerentallen problemen optreden. Dit wordt veroorzaakt doordat kleine motoren
een relatief grote ohmse weerstand in de stator hebben, waardoor deze bij de start en bij lage toerentallen een hogere spanning vereisen.
In systemen waar motoren parallel werken, kan het thermo-elektronisch relais (ETR) van de frequentieomvormer niet worden gebruikt als motorbeveiliging
voor de afzonderlijke motor. Daarom dienen extra motorbeveiligingen te worden toegepast, bijvoorbeeld thermistors in iedere motor (of een apart
thermisch relais).
NB!
3
Parameter 107
Parameter 101
schakeld.

3.5.9 Motorkabels

Zie Technische gegevens voor de juiste dwarsdoorsnede en lengte van de motorkabel. Houd u altijd aan de nationale en lokale voorschriften ten aanzien
van de kabeldoorsnede.
NB!
Als een niet-afgeschermde/niet-gewapende kabel wordt gebruikt, wordt niet voldaan aan bepaalde EMC-vereisten; zie EMC-testresul-
taten in de Design Guide.
Als voldaan moet worden aan de EMC-specificaties met betrekking tot emissie moet de motorkabel zijn afgeschermd/gewapend, tenzij anders is aange-
geven voor het betreffende RFI-filter. Het is belangrijk om de motorkabel zo kort mogelijk te houden om interferentie en lekstromen tot een minimum
te beperken. De afscherming van de motorkabel moet worden aangesloten op de metalen behuizing van de frequentieomvormer en op de metalen
behuizing van de motor. Gebruik voor de aansluiting van de afscherming een zo groot mogelijk oppervlak (kabelklem). Dit is mogelijk met behulp van
verschillende installatieapparaten in de diverse frequentieomvormers. Vermijd het gebruik van kabelafschermingen met gedraaide uiteinden (pigtails),
omdat dit het afschermingseffect bij hoge frequenties verstoort. Als het noodzakelijk is de afscherming te onderbreken om een motorisolator of motorrelais
te installeren, dient de afscherming te worden voortgezet met de laagst mogelijke HF-impedantie.

3.5.10 Thermische motorbeveiliging

Het thermische relais van UL-goedgekeurde frequentieomvormers voldoet aan de UL-vereisten voor beveiliging van één motor wanneer parameter 128
Thermische motorbeveiliging
tortypeplaatje).

3.5.11 Remweerstand

Nr.
De aansluitkabel naar de remweerstand moet zijn afgeschermd/gewapend. Sluit de afscherming door middel van kabelklemmen aan op de metalen
behuizing van de frequentieomvormer en op de metalen behuizing van de remweerstand. Pas de doorsnede van de remweerstandkabel aan het remkoppel
aan.
Dynamisch remmen
Zie
in de Design Guide MG.90.Fx.yy voor het selecteren van de juiste remweerstanden.
NB!
Houd er rekening mee dat er spanningen tot 850 V DC op de klemmen kunnen komen te staan.
54
Automatische aanpassing motorgegevens, AMT
Koppelkarakteristiek
moet op
ETR-uitschakeling
is ingesteld op
81 (optionele functie)
R-
MG.90.S1.10 – VLT
kan niet worden gebruikt wanneer motoren parallel zijn geschakeld.
Speciale motorkarakteristieken
[8] worden ingesteld wanneer motoren parallel zijn ge-
Motorstroom, I
en parameter 105
M,N
82 (optionele functie)
R+
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
®
VLT
Decentrale FCD 300 Design Guide
is ingesteld op de nominale motorstroom (zie mo-
Remweerstandklemmen

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave