•
Het paginanummer en de datum kunnen niet
^
^
op papier voor de scheidingspagina of de
voorzijde worden gestempeld. (p.79
"Scheiding", p.79 "Omslagblad toev.")
•
Als u deze functie samen met [Combineren] of
[Beeld herhalen] gebruikt, worden het
paginanummer en de datum op elke pagina
van het kopieerpapier gestempeld en niet per
pagina van het origineel. Als u deze functie
samen met [Boekje] gebruikt, worden het
paginanummer en de datum op elke pagina
van het boekje gestempeld.
•
Als u het reproductieformaat opgeeft, heeft dat
geen invloed op het stempelformaat.
•
De functies [Stempel] en [Paginarand] kunnen
niet gelijktijdig worden gebruikt. (p.72
"Paginarand")
[Pagina], [Datum], [Tekst]
Selecteer het type stempels.
[Afdrukpositie]
Geef de stempelpositie op.
Als [OFF] is geselecteerd, kan de stempel niet
worden afgedrukt.
[Tekstgrootte]
Geef de tekstgrootte voor afdrukken op.
[Transparantie]
[OFF]: afbeeldingen worden verwijderd uit het
stempelgebied om een witte ruimte te creëren, en
de stempel wordt in die witte ruimte afgedrukt.
[ON]: de stempel wordt over een afbeelding
gedrukt wanneer het stempelgebied en de
afbeelding overlappen.
[Beginnummer]
Geef het eerste nummer op voor de
paginastempel.
[Startpg. stmpl]
Geef op op welke pagina de paginastempel moet
beginnen.
Voorbeeld: wanneer de startpagina voor stempelen
op "2" staat en het beginnummer voor stempelen
op "3" staat
[Toegepaste pagina]
Geef de pagina's op waarop de datumstempel of
de tekststempel moet worden afgedrukt.
[Alle pagina's]: de stempel wordt op alle pagina's
toegepast.
[Alleen1st p.]: de stempel wordt alleen op de
eerste pagina toegepast.
[Datumafdruk]
Configureer de datum die moet worden gebruikt
voor de datumstempel.
[Vandaag]: de datum van vandaag (de op het
apparaat ingestelde datum) wordt gestempeld.
[Datum opgev.]: de opgegeven datum wordt
gestempeld.
[Afdrukk. tekst]
Configureer de tekst die moet worden gebruikt
voor de tekststempel.
De paginastempel configure -
^
^
ren
1
Raak [Stempel] aan.
Het scherm [Stempel] wordt weergegeven.
2
Raak [Pagina] aan.
3
Configureer de afdrukpositie.
^
^
•
U kunt verschillende soorten stempels
niet afdrukken op dezelfde positie. Als de
pijl voor het configureren van de
afdrukpositie grijs wordt weergegeven en
niet kan worden geselecteerd, moet u een
andere positie kiezen.
4
Geef de tekstgrootte op.
Raak [
] of [
] aan om de grootte op te geven. U
kunt ook het tekstvak voor [Tekstgrootte] aanraken
en een grootte invoeren via het numerieke
toetsenbord.
5
Stel de optie voor transparantie in.
6
Geef het beginnummer op.
7
Geef de startpagina voor stempelen
op.
Gebruikershandleiding ComColor GL-serie
Instellingen kopiëren
71
1