5. VOORRUITONTWASEMING
Druk op de toets 5 om de ruiten snel te ontwassemen. Het contro-
lelampje gaat branden. Het systeem regelt volledig automatisch de
airconditioning, de aanjagersnelheid en de luchttoevoer en stuurt de
lucht naar de voorruit en de portierruiten.
Druk nogmaals op de toets 1 om het systeem weer op "AUTO" te
zetten.
6. ACHTERRUITVERWARMING
Druk als de motor draait op toets 6 om de achterruit- en spiegelver-
warming in te schakelen. Het controlelampje gaat branden.
Afhankelijk van de buitentemperatuur stopt deze functie na verloop
van tijd automatisch. Dat gebeurt ook als u de toets 6 opnieuw indrukt
en als u de motor afzet.
In het laatste geval wordt de achterruitverwarming ook weer inge-
schakeld als u de motor weer start.
Let op: de achterruit- en spiegelverwarming werkt onafhankelijk van
de automatische airconditioning.
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING
5
6
7. LUCHTRECIRCULATIE - AANVOER VAN BUITEN-
LUCHT
Druk op de toets 7 om de aanvoer van buitenlucht te regelen. Het
bijbehorende controlelampje toont de gekozen stand:
•
recirculatie van de lucht in het interieur
In deze stand wordt het binnedringen van rook of stank van bui-
ten de auto voorkomen. Schakel deze stand zo snel mogelijk
weer uit zodat er frisse lucht kan binnenstromen en de ruiten niet
beslaan.
•
aanvoer van buitenlucht
De stand AUTO is uitgeschakeld.
Let op: u kunt de stand "AUTO" weer inschakelen door een derde
keer op de toets 7 te drukken of door op 1 te drukken.
79
III
7