25. Opsporen van storingen
Waarschuwing
Voordat u de deksel van de klemmenkast verwijdert
of de pomp verwijdert of ontmantelt, dient u er zeker
van te zijn dat de voedingsspanning al ten minste 5
minuten is uitgeschakeld. Zorg dat de voedingsspan-
ning niet per ongeluk kan worden ingeschakeld.
Waarschuwing
Zorg dat het uitstromende water geen lichamelijk let-
sel kan veroorzaken of de apparatuur kan beschadi-
gen.
Storing
1. De motor draait niet na te zijn ingeschakeld.
2. Motoralarm als de voedingsspanning wordt ingeschakeld. a) Geen voedingsspanning.
3. Incidenteel motoralarm.
4. Geen motoralarm, maar de pomp schakelt niet in.
5. De pompprestatie is niet constant.
6. De pomp draait, maar er komt geen water.
7. De pomp draait achteruit na te zijn uitgeschakeld .*
8. Lekkage van de asafdichting.
9. Geluid.
* Bij dubbelpompen draait de reservepomp vaak langzaam.
Oorzaak/oplossing
a) Geen voedingsspanning.
b) De zekeringen zijn doorgebrand.
c) De motor is defect.
b) De kabelaansluiting zit los of is defect.
c) De motorwikkeling is defect.
d) De pomp heeft een mechanische blokkade.
a) De voedingsspanning is periodiek te laag of te hoog.
b) Het drukverschil in de pomp is te laag.
a) Controleer de voedingsspanning.
b) Controleer de zekeringen.
a) De voordruk van de pomp is te laag.
b) De aanzuigleiding of de pomp is gedeeltelijk verstopt door verontrei-
nigingen.
c) De pomp zuigt lucht aan.
a) De aanzuigleiding of pomp is verstopt door verontreinigingen.
b) De voet- of terugslagklep zit vast in gesloten positie.
c) Lekkage in de aanzuigleiding.
d) Er bevindt zich lucht in de aanzuigleiding of pomp.
a) Lekkage in de aanzuigleiding.
b) De voet- of terugslagklep is defect.
c) De voet- of terugslagklep is geblokkeerd in volledig of gedeeltelijk
open positie.
a) De asafdichting is defect.
a) De pomp caviteert.
b) De pomp draait niet soepel (wrijvingsweerstand) omdat de pompas
niet goed staat.
c) Resonantie in de installatie.
d) Vreemde voorwerpen in de pomp.
61