14.12 Digitale ingangen/uitgangen
Beschikbare ingangen of uitgangen afhankelijk van de functio-
nele module die in de pomp is aangebracht:
Functie (klem)
Digitale ingang/uitgang 3,
instell. (10 en 16)
Digitale ingang/uitgang 4,
instell. (11 en 18)
* Zie paragraaf
22. Identificeren van de functionele
U kunt kiezen of de interface moet worden gebruikt als ingang of
uitgang. De uitgang is een open collector en u kunt er verbinding
mee maken via bijvoorbeeld een extern relais of een externe
regelaar zoals een PLC.
+ 24V
DO 3/4
Afb. 57 Voorbeeld van configureerbare digitale ingangen of
uitgangen
Als u een digitale ingang of uitgang wilt instellen, voert u de
onderstaande instellingen uit.
Modus
De digitale ingang of uitgang 3 en 4 kan worden ingesteld als
digitale ingang of digitale uitgang:
•
Digitale ingang
•
Digitale uitgang.
Functie
De digitale ingang of uitgang 3 en 4 kan worden ingesteld op de
hieronder genoemde functies.
U kunt de signaaluitgangen als volgt instellen:
•
"Bedrijf"
•
"Pomp draait"
•
"Gereed"
•
"Alarm"
•
"Waarschuwing".
Mogelijke functies, digitale ingang of uitgang 3
Functie indien ingang
Zie details in paragraaf
14.11 Digitale ingangen
• Niet actief
• Externe stop
• Min.
• Max.
• Externe fout
• Alarm resetten
• Droogloop
• Totaal debiet*
• Voorgedefinieerde setpoint
2
* Alleen TPE2, TPE2 D.
36
FM 200*
FM 300*
(standaard)
(geavanceerd)
●
●
-
●
module.
Externe
regelaar
Functie indien uitgang
Zie details in paragraaf
14.13 Signaalrelais 1 en 2
(Relaisuitgangen)
• Niet actief
• Gereed
• Alarm
• Bedrijf
• Pomp draait
• Waarschuwing
• Lim. 1 overschr.*
• Lim. 2 overschr.*
Mogelijke functies, digitale ingang of uitgang 4
Functie indien ingang
Zie details in paragraaf
14.11 Digitale ingangen
• Niet actief
• Externe stop
• Min.
• Max.
• Externe fout
• Alarm resetten
• Droogloop
• Totaal debiet*
• Voorgedefinieerde setpoint
3
* Alleen TPE2, TPE2 D.
Fabrieksinstelling
Zie paragraaf
31.
Fabrieksinstellingen.
14.13 Signaalrelais 1 en 2 (Relaisuitgangen)
Functie (klem)
Relaisuitgang 1 (NC, C1, NO)
Relaisuitgang 2 (NC, C2, NO)
* Zie paragraaf
22. Identificeren van de functionele
De pomp bevat twee signaalrelais voor potentiaalvrije signale-
ring. Voor meer informatie, zie paragraaf
Functie
U kunt de signaalrelais configureren om geactiveerd te worden
door één van de volgende gebeurtenissen:
•
Niet actief.
•
Gereed
De pomp kan draaien of is gereed om te draaien en er zijn
geen alarmen aanwezig.
•
Alarm
Er is een actief alarm en de pomp is uitgeschakeld.
•
Bedrijf (Bedrijf)
"Bedrijf" is gelijk aan "Actief", maar de pomp is nog steeds in
werking bij uitschakeling vanwege een waarschuwing.
•
Actief (Pomp draait)
•
Waarschuwing
Er is een actieve waarschuwing.
•
Lim. 1 overschr.*
Wanneer de functie "Lim. 1 overschr." is ingeschakeld, wordt
het signaalrelais geactiveerd. Zie paragraaf
schreden
functie.
•
Lim. 2 overschr.*
Wanneer de functie "Lim. 2 overschr." is ingeschakeld, wordt
het signaalrelais geactiveerd. Zie paragraaf
schreden
functie.
•
Smeer opnieuw
•
Externe ventilatorregeling (Besturing van externe vent.)
Als u "Externe ventilatorregeling" selecteert, wordt het relais
geactiveerd als de interne temperatuur van de motorelektro-
nica een vooraf ingestelde limietwaarde bereikt.
* Alleen TPE2, TPE2 D.
Fabrieksinstelling
Zie paragraaf
31.
Fabrieksinstellingen.
Functie indien uitgang
Zie details in paragraaf
14.13 Signaalrelais 1 en 2
(Relaisuitgangen)
• Niet actief
• Niet actief
• Gereed
• Alarm
• Bedrijf
• Pomp draait
• Waarschuwing
• Lim. 1 overschr.*
• Lim. 2 overschr.*
FM 200*
FM 300*
(standaard)
(geavanceerd)
●
●
●
●
module.
20.
Signaalrelais.
14.20 Limiet over-
14.20 Limiet over-