7.3 Aanvullende bescherming
7.3.1 Eenfasemotoren
Als de motor is aangesloten op een elektrische installatie waarbij
een aanvullende beveiliging is toegepast in de vorm van een
aardlekschakelaar (ELCB of GFCI), moet de aardlekschakelaar
gemarkeerd zijn met het volgende symbool:
Wanneer een aardlekschakelaar wordt gekozen,
houdt u rekening met de totale lekstroom van alle
N.B.
elektrische apparatuur in de installatie.
De lekstroom van de motor kunt u vinden in paragraaf
27.2
Lekstroom.
7.3.2 Driefasenmotoren
Als de motor is aangesloten op een elektrische installatie waarbij
een aanvullende beveiliging is toegepast in de vorm van een
aardlekschakelaar (ELCB of GFCI), moet deze aardlekschakelaar
van het volgende type zijn:
•
De aardlekschakelaar moet geschikt zijn om lekstromen aan
te kunnen en met korte pulsvormige lekken in te schakelen.
•
De aardlekschakelaar moet de motor uitschakelen wanneer
AC-aardlekstromen of aardlekstromen met DC-component,
d.w.z. pulserende DC- en vlakke DC-aardlekstromen, optre-
den.
Gebruik voor deze motoren een aardlekschakelaar type B.
Deze aardlekschakelaar moet gemarkeerd zijn met de volgende
symbolen:
Wanneer een aardlekschakelaar wordt gekozen,
houdt u rekening met de totale lekstroom van alle
N.B.
elektrische apparatuur in de installatie.
De lekstroom van de motor kunt u vinden in paragraaf
28.2
Lekstroom.
Beveiliging tegen fase-onbalans
Sluit de motor aan op een voedingsspanning met een kwaliteit
conform IEC 60146-1-1, klasse C, om correct motorbedrijf bij
fase-onbalans te garanderen.
Dit garandeert ook een lange levensduur van de componenten.
7.4 Aansluitklemmen
De beschrijvingen van de klemmen in deze paragraaf gelden voor
zowel eenfase- als driefasenmotoren.
Voor maximale aandraaimomenten, zie paragraaf
ten, pagina 63.
Het aantal klemmen is afhankelijk van de functionele module. Zie
paragraaf
22. Identificeren van de functionele
10
ELCB
(GFCI)
ELCB
(GFCI)
Draaimomen-
module.
7.4.1 Aansluitklemmen, geavanceerde functionele module,
FM 300
De geavanceerde functionele module is alleen als optie verkrijg-
baar.
De geavanceerde module heeft de volgende aansluitingen:
•
drie analoge ingangen
•
één analoge uitgang
•
twee geavanceerde digitale ingangen
•
twee configureerbare digitale ingangen of open-collector uit-
gangen
•
Ingang en uitgang voor Grundfos Digital Sensor
•
twee Pt100/1000 ingangen
•
twee LiqTec sensoringangen
•
twee signaalrelaisuitgangen
•
GENIbus aansluiting.
Zie afb. 19.
Digitale ingang 1 is fabrieksmatig ingesteld als
start/stop-ingang waarbij een open kringloop uitscha-
keling (stop) tot gevolg heeft.
N.B.
Fabrieksmatig is een doorverbinding aangebracht
tussen klemmen 2 en 6. Verwijder de doorverbinding
als digitale ingang 1 moet worden gebruikt als
externe start/stop of een andere externe functie.
Als voorzorgsmaatregel dienen de aders van de
onderstaande groepen aansluitingen over hun
N.B.
gehele lengte d.m.v. dubbele isolatie van elkaar te
worden gescheiden.
•
Ingangen en uitgangen
Alle ingangen en uitgangen zijn intern gescheiden van de
delen die de netspanning geleiden door middel van dubbele
isolatie, en elektrisch gescheiden van overige circuits.
Alle regelklemmen worden gevoed door extra lage veiligheids-
pannning (SELV), waardoor er bescherming tegen elektrische
schokken is.
•
Signaalrelaisuitgangen
– Signaalrelais 1:
LIVE:
Via deze uitgang kunnen voedingsspanningen tot 250 VAC
worden aangesloten.
SELV:
De uitgang is elektrisch gescheiden van de overige circuits.
Daardoor kunt u de voedingsspanning of de extra lage vei-
ligheidsspanning naar wens op de uitgang aansluiten.
– Signaalrelais 2:
SELV:
De uitgang is elektrisch gescheiden van de overige circuits.
Daardoor kunt u de voedingsspanning of de extra lage vei-
ligheidsspanning naar wens op de uitgang aansluiten.
•
Netvoeding, klemmen N, PE, L of L1, L2, L3, PE
Een elektrisch veilige scheiding moet voldoen aan de eisen van
dubbele isolatie, inclusief kruipafstanden en openingen zoals
genoemd in EN 61800-5-1.