14. Beschrijving van functies
14.1 Warmte-energ.meter
Pompuitvoering
TPE3, TPE3 D
TPE2, TPE2 D
De warmte-energiemeter is een bewakingsfunctie die het verbruik
van warmte-energie binnen een systeem berekent. De inge-
bouwde schatting van debiet die nodig is voor de berekening
heeft een onnauwkeurigheid van ± 10 % van het maximale debiet
in het gebied tot 10 % debiet en tot 12,5 % van de maximale
opvoerhoogte. De waarden zijn gebaseerd op een watertempera-
tuur van 20 °C. Ook de temperatuurmetingen die nodig zijn voor
de berekening zijn niet helemaal nauwkeurig, afhankelijk van het
sensortype. Daarom kunt u de waarde voor de warmte-energie
niet gebruiken voor factureringsdoeleinden. De waarde is echter
perfect voor optimalisatiedoeleinden om buitensporige energie-
kosten ten gevolge van onbalans in het systeem te voorkomen.
De warmte-energiemeter vereist dat een extra temperatuursensor
wordt gemonteerd in de inlaat- of uitlaatleiding, afhankelijk van
waar de pomp is geplaatst.
kWh
t
F
t
: Temperatuur aanvoerleiding
F
t
: Temperatuur retourleiding
R
Afb. 34 Voorbeeld: Pomp geïnstalleerd in de aanvoerleiding en
extra temperatuursensor geplaatst in de retourleiding
14.2 Gewenste waarde
U kunt het setpoint voor alle regelmodi behalve AUTO
FLOW
instellen in dit submenu wanneer u de gewenste
ADAPT
regelmodus hebt geselecteerd. Zie paragraaf
14.5
Regelmethode.
Fabrieksinstelling
Zie paragraaf
31.
Fabrieksinstellingen.
Warmte-energ.meter
●
-
t
R
en
ADAPT
14.3 Bedrijfswijze
Mogelijke bedrijfsmodi:
•
Normaal
De pomp draait overeenkomstig de geselecteerde regelmo-
dus.
•
Stop
De pomp schakelt uit.
•
Min.
De minimale pompcurve kan gebruikt worden in perioden
waarbij een minimaal debiet nodig is.
Deze bedrijfsmodus is bijvoorbeeld geschikt voor handmatige
nachtverlaging indien u geen automatische nachtverlaging wilt
gebruiken.
•
Max.
De maximale pompcurve kan gebruikt worden in periodes
waarbij een maximaal debiet nodig is.
Deze bedrijfsmodus is bijvoorbeeld geschikt voor systemen
met prioriteit voor warm water.
•
Handmatig
De pomp draait bij een handmatig ingesteld toerental. In
"Handmatig" wordt het setpoint via bus genegeerd. Zie para-
graaf
14.4 Instellen handmatige
Alle bedrijfsmodi worden geïllustreerd in de onderstaande afbeel-
ding.
H
H
Normaal
Normaal
Min.
Stop
Afb. 35 Bedrijfsmodi
Fabrieksinstelling
Zie paragraaf
31.
Fabrieksinstellingen.
14.4 Instellen handmatige snelheid
Dit menu is alleen beschikbaar op het geavanceerde bedienings-
paneel. Met Grundfos GO stelt u het toerental in via het menu
"Gewenste waarde".
U kunt het toerental van de pomp instellen in % van het maximale
toerental. Wanneer u de bedrijfsmodus op "Handmatig" hebt
ingesteld, gaat de pomp met het ingestelde toerental draaien.
Fabrieksinstelling
Zie paragraaf
31.
Fabrieksinstellingen.
snelheid.
Max.
Handmatig
Q
Q
27