7.5 Signaalkabels
•
Gebruik afgeschermde kabels met een aderdoorsnede van
2
min. 0,5 mm
en max. 1,5 mm
laar, digitale ingangen, setpoint en sensorsignalen.
•
De kabelafscherming dient aan beide uiteinden van de kabel
met de behuizing verbonden te worden. De afscherming moet
zo dicht mogelijk bij de klemmen zitten. Zie afb. 21.
Afb. 21 Gestripte kabel met afscherming en draadaansluiting
•
De schroeven voor het bevestigen van de afscherming op de
behuizing dienen altijd te worden vastgedraaid ongeacht of er
wel of geen kabel aangesloten is.
•
De aansluitdraden in de klemmenkast van de motor moeten zo
kort mogelijk zijn.
7.6 Busverbindingskabel
7.6.1 Nieuwe installaties
Gebruik voor de busverbinding een afgeschermde 3-aderige
kabel met een aderdoorsnede van min. 0,5 mm
2
mm
.
•
Als de motor is aangesloten op een unit met een kabelklem
die identiek is aan degene die op de motor is gebruikt, sluit u
de afscherming aan op deze kabelklem.
•
Als de unit geen kabelklem heeft zoals weergegeven in afb.
22, sluit u dit uiteinde van de afscherming niet aan.
A
1
2
Y
3
B
Afb. 22 Aansluiting met een 3-aderige afgeschermde kabel
7.6.2 Een bestaande motor vervangen
•
Als er een 2-aderige afgeschermde kabel is gebruikt in de
bestaande installatie, sluit u deze aan zoals getoond in afb.
23.
A
1
Y
2
B
Afb. 23 Aansluiting met een 2-aderige afgeschermde kabel
•
Als er een afgeschermde 3-aderige kabel is gebruikt in de
bestaande installatie, volgt u de instructies uit paragraaf
7.6.1 Nieuwe
installaties.
14
2
voor externe aan/uit-schake-
2
en max. 1,5
Motor
A
1
2
Y
3
B
Motor
A
1
Y
2
B
8. In bedrijf nemen
8.1 Het leidingsysteem spoelen
De pomp is niet ontworpen voor het verpompen van
vloeistoffen die vaste deeltjes bevatten, zoals puin
uit leidingen en lasslakken. Voordat u de pomp
opstart moet het leidingsysteem grondig worden
Voorzichtig
gereinigd, gespoeld en met schoon water worden
gevuld.
De garantie omvat geen schade als gevolg van het
spoelen van het leidingsysteem met de pomp.
8.2 Aanzuigen van de pomp
Schakel de pomp niet in voordat deze is gevuld met
Voorzichtig
vloeistof en is ontlucht. Voor een correcte ontluchting
moet de ontluchtingschroef naar boven gericht zijn.
Voor gesloten systemen of open systemen waarbij het
vloeistofniveau hoger is dan de inlaatopening van de pomp
1. Sluit de afsluitklep aan de perszijde en draai de ontluchtings-
schroef in de motorstoel los. Zie afb. 24.
Waarschuwing
Let op de richting van de ontluchtingsnippel en zorg
dat de uitstromende warme of koude vloeistof geen
lichamelijk letsel kan veroorzaken of de apparatuur
kan beschadigen.
2. Open de afsluitklep in de aanzuigleiding langzaam tot een
regelmatige vloeistofstroom uit de ontluchtingsopening
stroomt.
3. Draai de ontluchtingschroef dicht en open de afsluitklep(pen)
volledig.
Open systemen waar het vloeistofniveau onder dat van de
zuigaansluiting bevindt:
De aanzuigleiding en de pomp moeten met vloeistof gevuld en
ontlucht worden voordat de pomp ingeschakeld wordt.
1. Sluit de afsluitklep aan de perszijde en open de afsluitklep in
de aanzuigleiding.
2. Draai de ontluchtingsschroef los. Zie afb. 24.
3. Verwijder de plug uit één van de pompflenzen, afhankelijk van
de pomplocatie.
4. Giet vloeistof door de aanzuigopening totdat de aanzuiglei-
ding en de pomp geheel met vloeistof zijn gevuld.
5. Plaats de plug terug en maak deze stevig vast.
6. Draai de ontluchtingsschroef vast.
U kunt de aanzuigleiding met vloeistof vullen en deze ontluchten
voordat u de leiding opnieuw met de pomp verbindt. U kunt ook
een aanzuigapparaat installeren vóór de pomp.
Afb. 24 Positie van ontluchtingsschroef