Als de mediumtemperatuur lager wordt dan de omgevingstempe-
ratuur, kan er tijdens stilstand condensatie ontstaan in de motor.
Controleer in dat geval of een van de afvoertules in de motorflens
openstaat en naar beneden wijst. Zie afb. 6.
Afb. 6 Afvoertule in motorflens
Als dubbelpompen worden gebruikt voor het verpompen van
vloeistoffen met een temperatuur onder 0 °C, kan gecondenseerd
water bevriezen en kan de koppeling vast komen te zitten. Dit
probleem kunt u oplossen door verwarmingselementen te instal-
leren. Installeer indien mogelijk de pomp met de motoras in hori-
zontale positie. Zie afb. 5.
Houd de condities aan zoals vermeld in paragraaf
Voorzichtig
9.
Bedrijfscondities.
6.1 Leidingwerk
Plaats afsluiters aan beide kanten van de pomp om te voorkomen
dat het systeem leegloopt als de pomp gereinigd of gerepareerd
moet worden.
De pomp is geschikt voor installatie in pijpleidingen, op voor-
waarde dat het leidingwerk voldoende wordt ondersteund aan
beide zijden van de pomp.
Enkelpompen zijn uitsluitend ontworpen voor montage in een
pijpleiding.
Dubbelpompen zijn voorbereid op installatie aan een bevesti-
gingsbeugel of op een voetplaat.
Zorg bij het installeren van de leidingen ervoor dat het pomphuis
niet door het leidingwerk onder spanning komt te staan.
De inlaat- en uitlaatleidingen moeten een toereikende doorlaat
hebben, rekening houdend met de voordruk van de pomp.
Om ophoping van bezinkingen te vermijden dient de pomp niet op
het laagste punt van het systeem te worden geplaatst.
Installeer de leidingen zodanig dat luchtinsluiting wordt verme-
den, vooral aan de inlaatzijde van de pomp. Zie afb. 7.
Afb. 7 Juist leidingwerk aan de inlaatzijde van de pomp
De pomp mag niet tegen een gesloten persklep
draaien aangezien dit kan leiden tot een toename in
Voorzichtig
temperatuur/vorming van stoom in de pomp, wat
schade aan de pomp kan veroorzaken.
Als er enig risico is dat de pomp tegen een gesloten persklep
draait, moet worden gezorgd voor een minimale vloeistofstroom
door de pomp, door een omloopleiding of afvoerleiding op de
persleiding aan te sluiten. De afvoerleiding kan bijvoorbeeld op
een tank worden aangesloten. Het minimale debiet mag nooit
lager zijn dan 10 % van de capaciteit bij maximaal rendement.
Debiet en opvoerhoogte bij maximaal rendement staan vermeld
op het typeplaatje van de pomp.
6
6.2 Posities in de klemmenkast
Waarschuwing
Voordat u gaat werken aan de pomp, dient u er zeker
van te zijn dat de voedingsspanning al ten minste 5
minuten is uitgeschakeld. U dient er zeker van te zijn
dat de voedingspanning niet per ongeluk kan worden
ingeschakeld.
Waarschuwing
Als de pompkop geheel of gedeeltelijk van het pomp-
huis is gehesen, moet u bijzonder opletten bij het
terugplaatsen van de pompkop. Zie paragraaf
6.3 Monteren van
Waarschuwing
Bij het losdraaien van de klem, de pompkop niet
laten vallen. Zie afb. 8.
Waarschuwing
Bij het losdraaien van de klem bestaat de kans dat er
damp ontsnapt. Zie afb. 8.
U kunt de klemmenkast kan in elke willekeurige positie draaien.
Wijzig de positie van de klemmenkast als volgt:
1. Draai de klem los waarmee de pompkop aan het pomphuis is
bevestigd. Zie afb. 8.
Afb. 8 Klem (A)
2. Draai de pompkop in de vereiste positie.
3. Controleer het volgende voordat de klem wordt aangedraaid:
– Het contactvlak van het pomphuis en dat van de pompkop
moeten volledig met elkaar in contact zijn.
– De klem moet correct zijn gepositioneerd in de flensuitspa-
ring van zowel de pompkop als het pomphuis. Zie afb. 11.
Draaimoment: 8 Nm (± 1 Nm).
pompkop.
A