14.15 Regelaar (Instellingen regelaar)
Pompuitvoering
TPE3, TPE3 D
TPE2, TPE2 D
De pompen hebben een fabrieksmatige standaardinstelling voor
versterkingsfactor(K
) en integratietijd (T
p
Als de fabrieksinstelling echter niet de meest optimale instelling
is, kunt u de versterkingsfactor en de integratietijd wijzigen:
•
Stel de versterkingsfactor (K
20.
•
Stel de integratietijd (T
) in op een waarde tussen 0,1 en 3600
i
s.
Als u 3600 s selecteert, werkt de regelaar als een P-regelaar.
Bovendien kunt u de regelaar instellen op reverse regeling.
Dit betekent dat het toerental lager wordt als het setpoint wordt
verhoogd. Bij omgekeerde regeling stelt u de versterkingsfactor
(K
) in tussen -0,1 en -20.
p
Richtlijnen voor het instellen van de PI-regelaar
Onderstaande tabellen tonen de aanbevolen instellingen van de
regelaar:
Drukverschilregeling
p
p
p
p
L1
L1
L1: Afstand [m] tussen pomp en sensor.
Temperatuurrege-
ling
Verwarming
0,5
t
L2
L2
0,5
t
1)
Bij verwarmingssystemen heeft een toename in pompcapaci-
teit een stijging in temperatuur bij de sensor tot gevolg.
2)
Bij koelsystemen heeft een toename in pompcapaciteit een
daling in temperatuur bij de sensor tot gevolg.
L2: Afstand [m] tussen warmtewisselaar en sensor.
38
Regelaar
(Instellingen regelaar)
●
●
).
i
) in op een waarde tussen 0,1 en
p
K
T
p
i
0,5
0,5
L1 < 5 m: 0,5
0,5
L1 > 5 m: 3
L1 > 10 m: 5
K
p
T
i
1)
2)
Koeling
-0,5
10 + 5L2
-0,5
30 + 5L2
Temperatuurverschilrege-
ling
t
L2
t
t
t
L2
L2: Afstand [m] tussen warmtewisselaar en sensor.
Debietregeling
Q
Regeling op basis van con-
stante druk
p
p
Niveaubewaking
L
L
Algemene vuistregels
Verhoog K
als de regelaar te langzaam reageert.
p
Demp het systeem door K
te verlagen of T
p
systeem op en neer gaat of instabiel is.
Fabrieksinstelling
Zie paragraaf
31.
Fabrieksinstellingen.
K
T
p
i
-0,5
10 + 5L2
K
T
p
i
0,5
0,5
K
T
p
i
0,5
0,5
0,1
0,5
K
T
p
i
-2,5
100
2,5
100
te verhogen als het
i