•
Veerbelaste klep DN 4/DN 8:
– Schroef het ventieldeksel los.
– Demonteer de binnenste delen (zoals weerge-
geven in fig. 70).
DN 4
Afb. 70 Veerbelaste klep DN 4 / veerbelaste
klep DN 8
3. Reinig alle delen.
Ga als volgt te werk wanneer defecte onderdelen
worden geconstateerd:
– Vervang het ventiel (voor roestvaststalen ven-
tielen: binnenste ventieldelen).
Neem contact op met Grundfos voor inhoud en
bestelnummers van de reservedelenkits.
4. Assembleer en monteer het ventiel weer.
5. Verwijder de ontluchtings-cartridge (1p, 2p, 3p)
onder het persfentiel van de doseerkop m.b.v.
een pincet.
– Demonteer de cartridge.
– Reinig de cartridge.
Ga als volgt te werk wanneer defecte onderdelen
worden geconstateerd:
– Vervang de ontluchtingscartridge.
Neem contact op met Grundfos voor inhoud en
bestelnummers van de reservedelenkits.
– Assembleer de cartridge weer.
6. Monteer alle onderdelen weer.
Afb. 71 Standaard DN 4/DN 8 ventiel
70
DN 8
3b
1p
2p
3p
De O-ringen moeten juist zijn geplaatst
in de gespecificeerde groef.
Voorzichtig
Let op de doorstroomrichting (aange-
geven door pijl)!
Draai het ventiel slechts handvast.
10.4 Vervangen van het membraan
Waarschuwing
Risico op bijtende chemicaliën!
Draag beschermende kleding (hand-
schoenen en bril) bij het werken aan de
doseerkop, aansluitingen of leidingen!
Laat geen chemicaliën lekken uit de
pomp. Alle chemicaliën op de juiste
wijze verzamelen en afvoeren!
Spoel indien mogelijk de doseerkop,
N.B.
bijvoorbeeld door water toe te voeren.
10.4.1 Resetten van het membraan
Bij het opnieuw plaatsen van het membraan, moet
deze worden teruggezet op het achterste dode punt
(einde van de zuigslag). Omdat de slag meestal ein-
digt op het voorste dode punt moet het membraan
als volgt worden gereset:
•
Druk, wanneer de pomp is gestopt (rode LED is
aan), tegelijkertijd op de "Omhoog" en "Omlaag"
knoppen.
– Het membraan is nu gereset.
10.4.2 Uitschakelen van de pomp
1. Schakel de pomp uit en koppel deze los van de
voeding.
2. Maak het systeem drukloos.
3. Neem afdoende maatregelen om er voor te zor-
gen dat de terugvloeiende doseervloeistof veilig
wordt opgevangen.
10.4.3 Vervangen van het membraan
Zie fig. 72 of 73.
1. Draai de vier schroeven (1q + 2q) op de doseer-
kop (2) los.
2. Verwijder de doseerkop (2).
3. Schroef het membraan (Q) linksom los.
– Voor pompen zonder Plus
Vervang het afdichtmembraan (3q), tussenring
(4q) en steunschijf (5q).
4. Schroef het nieuwe membraan (Q) in.
5. Vervang de doseerkop (2) en draai de schroeven
(1q + 2q) kruislings aan.
Maximum aanhaalkoppel:
DDI 0.4 - DDI 5.5: 2,1 Nm.
DDI 13.8 - DDI 20: 2,5 Nm.
6. Ontlucht de doseerpomp en start deze.
3
systeem: