9.3 Signaaluitgangen
De besturingseenheid kent de volgende signaaluit-
gangen, bijv. om een signaal terug te zenden naar de
regelkamer.
9.3.1 Stroomsignaaluitgang
Om de besturingssignaaluitgang te
gebruiken, zie paragraaf
N.B.
9.9 Stroomsignaalbesturing 0-20 mA /
4-20 mA.
De actuele doorstroming van de pomp wordt
uitgestuurd als een stroomsignaal.
•
Stroomuitgang 0-20 mA in de volgende modus:
– Stroomstuursignaal 0-20 mA.
•
Stroomuitgang 4-20 mA in de volgende modi:
– Handmatige besturing 4-20 mA
– Handmatig
– Contact
– Batchdosering met handmatig/contact start
– Timer met handmatig/contact start.
De stroomuitgang is lineair tussen
4 (0) mA bij doorstroming = 0 en 20 mA
N.B.
bij maximale doorstroming Q
(standaard instelling) of de overeen-
komstig ingestelde waarden.
9.3.2 Foutsignaal
Wordt gebruikt om diverse fouttoestanden terug te
melden aan de regelkamer.
9.3.3 Slagsignaal /bijna-leeg signaal / pulsingang
Afhankelijk van de relaisinstelling, ontvangt de con-
tactuitgang een signaal in deze gevallen:
•
voor elke volledige slag van de pomp, of
•
een bijna-leeg signaalingang, of
•
elke pulsingang bij de pomp.
Voor het instellen van het relais, zie paragraaf
9.7.1 Wijzigen van de schakelaartoekenning.
40
max.