1.3.10 Doseermedium
Neem in geval van vragen m.b.t. de
materiaalbestendigheid en geschikt-
Voorzichtig
heid van de pomp voor specifieke
doseermedia contact op met Grundfos.
Het doseermedium moet de volgende basiseigen-
schappen hebben:
•
vloeibaar
•
niet abrasief
•
niet brandbaar.
Maximaal toegestane viscositeit bij bedrijfstemperatuur*
Pomptype
Normaal bedrijf
[mPa s]
DDI 0.4-10 -
DDI 2.5-10
DDI 5.5-10
DDI 13.8-4 -
DDI 20-3
Pomptype
HV-variant
DDI 0.4-10
DDI 2.2-16 -
DDI 2.5-10
DDI 5.5-10 -
DDI 20-3
* De vermelde waarden zijn waarden bij benadering en gelden voor Newtonse vloeistoffen.
Merk op dat de viscositeit toeneemt bij afnemende temperatuur!
12
Langzame
modus bedrijf
[mPa s]
200
200
100
200
100
200
500
1000
200
1000
200
500
Let bij ontgassende doseermiddelen op het vol-
gende:
•
De DDI 209 zonder Plus
gebruikt voor matig ontgassende media zoals
chloorbleekmiddelen. Zie paragraaf 5. Installatie.
•
De DDI 209 met Plus
gebruikt voor matig ontgassende media zoals
chloorbleekmiddelen. Bij toepassing van de
DDI 5.5-10 met Plus
systeemdruk van 3 bar, kan H
mum van 31 % worden gedoseerd. Geen posi-
tieve toeloop!
Maximum viskositeit*
Normaal bedrijf
3
met Plus
systeem
[mPa s]
200
100
—
500
—
—
3
systeem kan worden
3
systeem kan worden
3
systeem bij een maximale
O
tot een maxi-
2
2
Langzame modus bedrijf
3
met Plus
systeem
[mPa s]
200
200
—
500
—
—