4.7.1 Interface (optioneel)
•
PROFIBUS.
5. Installatie
5.1 Algemene informatie over de installatie
Waarschuwing
Houd de aanwijzingen aan m.b.t. de
installatielocatie en toepassingenbe-
reik zoals omschreven in paragrafen
1. Algemene informatie en
5.2 Installatielokatie.
Waarschuwing
Fouten, onjuiste bediening of storingen
aan het pompsysteem kunnen bijvoor-
beeld leiden tot overmatige of onvol-
doende dosering, of de toegestane
druk kan worden overschreden.
Gevolgfouten of -schade moet door de
operator worden geëvalueerd en er
moeten afdoende maatregelen worden
genomen om deze te voorkomen!
De DDI 0.4-10 (niet met Plus
Voorzichtig
moet worden bediend met positieve
toeloop!
5.2 Installatielokatie
5.2.1 Benodigde ruimte voor bediening en
onderhoud
De pomp moet worden geïnstalleerd in
een positie waar deze vrij toegankelijk
N.B.
is tijdens bedrijf en onderhoudswerk-
zaamheden.
De bedieningselementen moeten vrij toegankelijk
zijn tijdens bedrijf.
Onderhoudswerkzaamheden aan de doseerkop en
de ventielen moeten regelmatig worden uitgevoerd.
Zorg voor voldoende ruimte voor het verwijderen van
de doseerkop en de ventielen.
5.2.2 Toelaatbare omgevingsinvloeden
Toelaatbare omgevingstemperatuur: 0 °C tot +40 °C.
Toelaatbare luchtvochtigheid: max. relatieve vochtig-
heid: 92 % (niet condenserend).
De lokatie van de installatie moet over-
dekt zijn!
Zorg er voor dat de beschermings-
klasse van de pomp en motor niet
nadelig worden beïnvloed door de
Voorzichtig
atmosferische omstandigheden.
Pompen met elektronica zijn uitsluitend
geschikt voor gebruik binnen!
Niet buiten installeren!
5.2.3 Montage-oppervlak
De pomp moet op een vlak oppervlak worden
gemonteerd.
24
5.3 Montage
Voorzichtig
5.3.1 Horizontale montage
Afb. 10 Boorplan
•
Gebruik vier M6 bouten voor het monteren van
de pomp op de tank of op een console, zodat het
3
systeem)
zuigventiel zich onderaan en het persventiel zich
bovenaan bevindt (doseerdoorstroming is altijd
naar boven).
5.3.2 Verticale montage
N.B.
1. Monteer de pomp op een verticaal oppervlak
(bijv. een muur) m.b.v. vier M6 bouten.
2. Schroef de doseerkop los (vier binnen doseer-
kopschroeven (1q + 2q)).
3. Draai de tussenring (4q) zo dat de uitloopopening
naar beneden wijst.
4. Draai de doseerkop 90° zodat het zuigventiel
onderaan is en het persventiel bovenaan
(doseerstroom altijd omhoog).
5. Draai de bouten kruislings aan m.b.v. een
momentsleutel:
DDI 0.4 - DDI 5.5: 2,1 Nm.
DDI 13.8 - DDI 20: 2,5 Nm.
4q
Afb. 11
Draai de schroeven voorzichtig vast,
anders kan de kunststof behuizing
beschadigd raken.
7
113
9
3
Pompen met Plus
systeem mogen niet
verticaal worden gemonteerd!
2
Verticale montage
6.5
2q
1q