PARKEERHULP
(7/7)
Beperkingen voor de werking van het systeem
– De zone rond de opname-elementen moet schoon blijven en mag niet worden gewijzigd, om de goede werking van het systeem te waar-
borgen.
– Kleine voorwerpen die dichtbij de auto bewegen (motoren, fietsen, voetgangers, enz.) worden mogelijk niet door het systeem her-
kend.
– Het systeem detecteert mogelijk geen objecten die zich te dicht bij het voertuig bevinden.
– Het systeem geeft wellicht geen waarschuwing als de andere auto's of objecten een snelheid hebben die aanzienlijk verschilt van de uwe.
– Tijdens een koerswijziging tijdens een manoeuvre kan het systeem obstakels met vertraging melden.
– Als de auto een aanhanger trekt, moet het parkeerhulpsysteem achter worden uitgeschakeld.
Uitschakelen van de functie
Schakel de functie uit in deze gevallen:
– de omgeving rond de sensoren is beschadigd (achterbumper);
– het voertuig is uitgerust met een trekhaak die niet door het systeem wordt herkend (kogel, haak, adapter, enz.).
2.137