Download Print deze pagina

Advertenties

BRANDSTOFTANK
(2/5)
Dieselmotor
Gebruik uitsluitend dieselbrandstof die
overeenkomt met de indicaties op de sticker
aan de binnenkant van het klepje 1.
Benzinemotor
Gebruik uitsluitend ongelode benzine. Het
octaangetal (RON) moet conform de gege-
vens zijn die op de sticker van het klepje 1
staan. ➥ 6.6.
Controleer na het tanken, of de dop en
het klepje gesloten zijn.

Tanken van brandstof

Wanneer het contact uit is, steekt u het vul-
pistool zo ver mogelijk naar binnen voor-
dat u met tanken begint (spatgevaar). Houd
hem in deze stand tijdens het tanken.
1
Als het vulpistool automatisch is afgeslagen,
mag u nog maximaal twee liter brandstof
bijvullen. Let er op dat bij het tanken geen
water bij de brandstof komt. Het klepje 1 en
zijn omgeving moeten schoon blijven.
bijzonderheid
Bij het stoppen van de auto gedurende on-
geveer 3 maanden moet u brandstof toe-
voegen om te voorkomen dat de brand-
stofpomp beschadigt. Om dit te doen,
met het contact uit, vult u ten minste 5 liter
bij. Start vervolgens de motor om de pomp
in werking te zetten en de brandstof in het
brandstofcircuit te verversen.
Als het niet mogelijk om ten minste 5 liter
brandstof toe te voegen vanwege het brand-
stofpeil in de tank, rijd dan door tot de tank
de gewenste capaciteit heeft.
Benzinemotor
Schade die ontstaan is als gevolg van het
tanken van loodhoudende benzine wordt
niet door de fabrieksgarantie gedekt.
Om te voorkomen dat er per ongeluk lood-
houdende benzine wordt getankt, heeft de
vulhals een nauwe doorlaat met een veilig-
heidssysteem waarin alleen een vulpistool
met loodvrije benzine past.
Als u brandstof wilt tanken,
zet u de motor uit (dus NIET
stand-by bij voertuigen met
de STOP and START-functie):
u moet het contact UIT zetten. ➥ 2.4,
➥ 2.6.
Risico van brand.
1.115

Advertenties

loading