DE MOTOR STARTEN, STOPPEN: auto met kaart
1
De kaart moet worden ingevoerd binnen de
detectiezone 1.
Om te starten:
– voertuigen met een automatische ver-
snellingsbak, in de stand P, trapt u het
rempedaal in, drukt u op de knop 2 en
laat u het rempedaal los zodra de motor
is gestart;
– voertuigen met een handgeschakelde
versnellingsbak, trapt het rempedaal in,
druk op knop 2 en laat het rempedaal los
zodra de motor is gestart. Als een ver-
snelling is ingeschakeld, moet u ook het
koppelingspedaal indrukken.
2.6
(1/4)
Bijzonderheden
– Als er niet is voldaan aan een van de
startvoorwaarden, verschijnt het bericht
"Druk op rem + START" of "Ontkoppelen
+ START" of "Selecteer stand P" op het
instrumentenpaneel.
– in sommige gevallen moet het stuurwiel
worden bewogen bij het indrukken van
de startknop 2 om het ontgrendelen van
de stuurkolom mogelijk te maken, het
bericht "Draai stuurwiel + START" waar-
schuwt u daarvoor.
Let op: als bij auto's met een handgescha-
kelde versnellingsbak de motor afslaat, ver-
schijnt het bericht "Ontkoppelen" op het
instrumentenpaneel. Druk het koppelings-
2
pedaal helemaal in om de motor opnieuw te
starten.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder tijdens het parke-
ren of stoppen van de auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes,
een kind, een afhankelijke volwassene
of een dier in de auto achter als u deze
verlaat.
Ze kunnen zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, organen te bedienen zoals bij-
voorbeeld de ruitbediening, of de portie-
ren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.