Opbouw en werking van de basismachine
68
WAARSCHUWING
Voor een optimale werking van de af te geven hoeveelheid spuit-
vloeistof en ter vermindering van onnodige milieubelastingen
moet de spuitdruk in het voor de gebruikte spuitdop geldende
drukbereik worden gehouden (zie spuittabel).
Voorbeeld:
Als de ingestelde spuitdruk b.v. 3,2 bar bedraagt, is een spuitdruk
tussen 2,4 en 4,0 bar toegestaan. Laat hierbij de druk in geen geval
buiten het toegestane drukbereik van de ingebouwde spuitdoppen
komen.
Overschrijd bij snelheidstoename het maximaal toegestane
pompaandrijftoerental van 550 omw./min. niet
WAARSCHUWING
Grote spuitdrukschommelingen hebben een ongewenste veran-
dering van de druppelgrootte van de spuitvloeistof tot gevolg!
•
Schakel de spuitfunctie alleen tijdens het rijden in en uit.
•
Houd de voor de spuitdrukinstelling gekozen tractorversnel-
ling en de roerstand tijdens het spuiten nauwkeurig in acht
aangezien anders afwijkingen van de gewenste dosering
ontstaan!
Instelling van de gelijkdrukarmatuur
•
eenmaal per jaar.
•
bij elke spuitdopwissel.
!
UF BAG0012.11 04.19