11.7
Spuiten
Bijzondere aanwijzingen voor het spuiten
UF BAG0012.11 04.19
Raadpleeg afhankelijk van de machineuitrusting
•
de afzonderlijke bedieningshandleiding van de bedieningstermi-
nal of
•
het hoofdstuk "Handbediening HB", pagina 66.
•
Controleer de veldspuit door de afgifte te meten
ο
voor het begin van het seizoen.
ο
bij afwijkingen tussen de werkelijk weergegeven spuitdruk
en de volgens de spuittabel vereiste spuitdruk.
•
Bepaal vóór het spuiten de benodigde dosering exact aan de
hand van de gebruiksaanwijzing van de fabrikant van het ge-
wasbeschermingsmiddel (zie hiervoor het hoofdstuk "Spuitvloei-
stof aanmaken", op pagina 138).
ο
Bedieningsterminal / AMASPRAY
dosering (gewenste hoeveelheid) vóór het spuiten op de
bedieningsterminal in.
+
ο
AMASET
: Voer de benodigde spuitdruk vóór het spui-
ten op de bedieningsterminal in.
•
Neem de vereiste dosering [l/ha] bij het spuiten exact in acht,
ο
zodat u een optimaal behandelingssucces bereikt.
ο
om onnodige milieubelastingen te vermijden.
•
Kies het vereiste spuitdoptype voor het spuiten uit de spuittabel
– rekening houdende
ο
met de gewenste rijsnelheid
ο
de vereiste dosering en
ο
het vereiste druppelspectrum (fijn, middel of grof) voor het
uitvoeren van de bespuiting met het in te zetten gewasbe-
schermingsmiddel.
Zie hiervoor het hoofdstuk "Spuittabellen voor spleetdop-
pen, antidriftdoppen, luchtinjectie- en airmixdoppen", op
pagina 207.
•
Kies het vereiste spuitdopformaat voor het spuiten uit de spuit-
tabel – rekening houdende
ο
met de gewenste rijsnelheid
ο
de vereiste dosering en
ο
de gewenste spuitdruk.
Zie hiervoor het hoofdstuk "Spuittabellen voor spleetdop-
pen, antidriftdoppen, luchtinjectie- en airmixdoppen", op
pagina 207.
•
Kies een lage rijsnelheid en een lage spuitdruk om drift te voor-
komen!
Zie hiervoor het hoofdstuk "Spuittabellen voor spleetdoppen,
antidriftdoppen, luchtinjectie- en airmixdoppen", op pagina 207.
Werken met de machine
+
: Voer de vereiste
153