2-2
De uitdrukkingen worden bij het invoeren
geselecteerd (aangevinkt). Om een uitdrukking te
deselecteren, drukt u op
uitdrukkingen zijn in een grafiek ondergebracht.
–
Voor een
Functiedefinitie
voert u een
uitdrukking in om
F(X) te definiëren.
De enige
onafhankelijke
variabele in de uitdrukking is X.
–
Voor een
Parametrische
definitie voert u
een paar
uitdrukkingen in
om X(T) en Y(T)te
definiëren. De
enige onafhankelijke variabele in de
uitdrukkingen is T.
–
Voor een
Polaire definitie
voert u een
uitdrukking in om
R(θ) te definiëren.
De enige
onafhankelijke
variabele in de uitdrukking is θ.
–
Voor een
Sequence-
definitie voert u
de eerste term in,
of de eerste en de
tweede term, voor
U (U1, of...U9, of
U0). Vervolgens definieert u de ne term van de
reeks uitgedrukt in N of de eerdere termen,
U(N–1) en/of U(N–2). De uitdrukkingen dienen
reeksen met reële waarden en domeinen van
gehele getallen te produceren. U kunt de ne term
tevens definiëren als een niet-recursieve
uitdrukking die alleen wordt uitgedrukt in n. In dat
geval plaatst de calculator de eerste twee termen
op basis van de uitdrukking die u definieert.
. Alle geselecteerde
Aplets en hun weergaven