Het maken en opslaan van matrices
Toetsen voor de
matrixcatalogus
15-2
In de Matrixcatalogus kunt
u matrices maken,
bewerken, wissen,
verzenden en ontvangen.
Om de Matrixcatalogus te
openen, drukt u op
U kunt ook in HOME matrices – met of zonder naam –
maken en opslaan. Bijvoorbeeld, de opdracht:
POLYROOT([1,0,–1,0]) M1
slaat de wortel van de complexe vector van lengte 3 op
in de M1-variabele. M1 bevat nu drie wortels van
3
x
–
x
=
0
De onderstaande tabel toont de bewerkingen van de
menutoetsen in de Matrixcatalogus, evenals het gebruik
van Delete (verwijderen) (
(
).
CLEAR
Toets
CLEAR
of
.
MATRIX
) en Clear (wissen)
Betekent
Opent de gemarkeerde matrix voor
bewerking.
Vraagt naar een matrixtype, opent
daarna een lege matrix met de
gemarkeerde naam.
Verzendt de gemarkeerde matrix
naar een andere HP 39gs of een
schijfstation. Zie "Aplets verzenden
en ontvangen" op pagina 19-5.
Ontvangt een matrix van een
andere HP 39gs of een schijfstation.
Zie "Aplets verzenden en
ontvangen" op pagina 19-5.
Wist de gemarkeerde matrix.
Wist alle matrices.
Gaat naar het einde of het begin
van de catalogus.
Matrices