Gegevens
sorteren
Een regressiemodel definiëren
Hoekinstelling
10-12
1. In de Numerieke weergave markeert u de kolom die u
wilt sorteren en drukt u op
2. De sorteervolgorde bepalen. U kunt kiezen voor
INDEPENDENT of DEPENDENT.
3. Specificeer de INDEPENDENT en DEPENDENT
(onafhankelijke/afhankelijke) gegevenskolommen.
Het sorteren gebeurt volgens de onafhankelijke
kolom. Als Leeftijd bijvoorbeeld C1 is en Inkomen C2
en u wilt sorteren volgens Inkomen, dan maakt u van
C2 de onafhankelijke kolom voor het sorteren en van
C1 de afhankelijke kolom.
–
Om slechts één kolom te sorteren, kiest u
Geen,voor de afhankelijke kolom.
–
Bij statistieken voor één variabele met twee
gegevenskolommen, stelt u de frequentiekolom in
als de afhankelijke kolom.
4. Druk op
.
De Symbolische weergave bevat een uitdrukking (Fit1 tot
Fit5) die het regressiemodel definieert, of "aanpast",
zodat het kan worden gebruikt voor de regressie-analyse
van elke dataset van twee variabelen.
Er zijn drie manieren waarop u een regressiemodel kunt
selecteren:
•
Laat de standaardoptie de gegevens naar een rechte
lijn aanpassen.
•
Selecteer een van de beschikbare aanpassingsopties
in de weergave Symbolische instelling.
•
Vul uw eigen wiskundige uitdrukking in de
Symbolische weergave in. Deze uitdrukking zal
grafisch worden weergegeven, maar wordt niet op
de gegevenspunten afgestemd.
U kunt de modus hoekopmeting negeren, tenzij uw
aanpassingsdefinitie (in de Symbolische weergave) een
trigonometrische functie bevat. In dit geval moet u in het
modusscherm aangeven of de trigonometrische
eenheden in graden, radialen of gradiënten dienen te
worden geïnterpreteerd.
.
Statistisch aplet